een reparatieafdeling. In deze haven kwam boven
dien een bedrijf voor olieopslag: 'Schieveen'. Later
vestigde zich nog het staalconstructiebedrijf 'Swart-
touw', voortgekomen uit de onderhoudsafdeling van
een stuwadoorsbedrijf.
De HAL, de dokken en Wilton
Rotterdam was dan wel de grootste haven geworden,
op het gebied van dokcapaciteit liep de stad ver
achter. Prominente figuren uit het bedrijfsleven
drongen er bij de gemeente op aan zelf dokken te
exploiteren, want de bestaande reparatiebedrijven
waren nog niet kapitaalkrachtig genoeg. Na lang
aarzelen ging de gemeente akkoord en de eerste twee
kwamen in 1883. De 'Holland Amerika Lijn' (HAL)
hoefde voortaan voor het dokken van haar grootste
schepen niet meer uit te wijken naar Antwerpen of
Amsterdam! Een paar jaar later kwam er nog een
dok bij en in 1904 ook. Iedere keer werd de afmeting
bepaald aan de hand van het grootste HAL-schip.
Intussen groeide smederij Wilton uit tot een belang
rijke scheepsreparateur. In 1876 begon Wilton aan
de Westzeedijk een werf (met een dwarshelling),
maar toen de Parkhaven werd gerealiseerd moest zij
dit terrein verlaten. Vanaf 1898 had zij een werf in
Delfshaven in ontwikkeling (met weer een dwarshel
ling). Een dwarshelling is echter niet altijd geschikt
om zware zeeschepen droog te zetten en zo werd
Wilton de grootste klant van de Gemeentedokken.
Intussen was er nog een ontwikkeling. In 1902
werd de 'Rotterdamsche Droogdok Mij.' (RDM)
opgericht en een jaar later kwamen de eerste twee
dokken op een terrein tegenover Schiedam. Wilton
schafte tussen 1907 en 1913 drie dokken aan, die in
Delfshaven een ligplaats kregen.
Ook de HAL en haar schepen groeiden verder.
SCHIEDAM
Havenhoofd
De Voorhaven met stoomschip, dat gelost wordt. Langszij een lichter. Links het Hoofd. Omstreeks 1910. De schoorstenen zijn van Apollo'.
(uitgave J. van Diggelen. GAS beeldnr. 32465)
22
Scyedam jaargang 44 nr. I