identiteit van Kethel werd ondergeschikt gemaakt
aan die van Schiedam.
Een stad en een plattelandsgemeenschap samen
brengen is als de kat op het spek binden. Hoewel
Kethel anno 2018 als het ware opgeslokt is door
Groenoord, Woudhoek en Sveaparken, zijn gelukkig
nog steeds de typische kenmerken van het dorp
terug te vinden. De hectiek ontbreekt en op de een
of andere manier heerst er een aangename open
mentaliteit.Het is dan ook niet verwonderlijk dat in
Kethel traditie hoog in het vaandel staat. Je hoeft
alleen maar de koningsfeesten mee te maken om
te begrijpen hoe weldadig het plattelandsleven kan
zijn. In die traditie heeft Kethel nog veel windvanen
die het kenmerkende karakter van een boerenge
meenschap accentueren.Behalve windvanen op
belangrijke gebouwen zien we veel windvanen op
het boerenerf.
De dorpskerk en haar pastorie
De dorpskerk van Kethel kent haar oorsprong in de
dertiende eeuw. Aanvankelijk een rooms-katholieke
kerk, vanaf 1578 hervormd. De haan op de toren
is een weerhaan en deze draagt een veelvoud aan
symboliek met zich mee; wanneer het gaat waaien
draait hij zijn kop in de richting waar de wind
vandaan komt. De (tegen)wind staat voor de vijan
delijke machten die het christendom aanvallen. De
haan wijst die gevaren aan, ziet ze onder ogen en
keert zich ertegen. Zo is hij ook het symbool van
de overwinning van het licht op de machten van
de duisternis. De bazuin blazende engel op de
pastorie vindt zijn oorsprong zowel in de Bijbel als
in de oude klassieken. In de Bijbel zijn het in het
bijzonder de zeven engelen die de episoden van het
Laatste Oordeel aankondigen (De Openbaring van
Johannes). Het is dus niet verbazingwekkend dat er
een engel op een pastorie is geplaatst. Bazuinengelen
komen, ter onderscheiding van de katholieke kerk
gebouwen, vaak voor op protestantse kerken. Ook
wel als symboliek van andersgezinden.
Schuin verscholen achter de Verspeekpomp op
Schiedamseweg 3 een zwartgeverfde schuur met
daarop deze prachtige windvaan.
kw
Windvaan Dorpskerk.
Pastorie Hervormde kerk aan de Kerkweg.
Scyedam jaargang 44 nr. 3
85