voerd en anderen als misdadigers zich moesten schuil
houden: de vele moeilijkheden waar wij allen mee
moesten vechten.Er werd gezongen natuurlijk,
maar het leven ontbrak eraan.'
Na de oorlog pakt men de draad van het oude
cultuurgoed, het gregoriaans, weer op. Het krijgt
hernieuwde aandacht op de vergadering van 16
februari 1944. Er wordt een aparte repetitie ingesteld
op de donderdagavond, waar twaalf leden zich voor
opgeven. Men gaat vaste voorzangers aanstellen. En,
wordt in januari 1946 besloten: 'het Gregoriaans zal
alleen worden gezongen door hen die regelmatig de
repetities bijwonen.'
Meisjes en dames
Het jongenskoor is een bron van zorg. In 1957
wordt het opgeheven en hoe moet het nu met die
mooie meerstemmige missen? In het jaarverslag van
1959-1960 meldt men de oprichting van een nieuw
jongenskoor, maar dat gaat al in 1964 ter ziele. Dat
de tijden wat gaan veranderen blijkt uit het jaarver
slag van 1964-1965: er is een meisjeskoor opgericht:
Z.I.B. (Zingen Is Bidden? LM) dat langzamerhand
een 'jongedameskoor' genoemd gaat worden. Jonge
dames worden groot, want in 1979 wordt de nachtmis
verzorgd door IHD tezamen met 'een veertigtal
dames van versterkt Z.I.B.'
In 1948 is er een jaarverslag in dichtvorm, geschreven
door Bertus Remmerswaal, de secretaris in die
periode. Hieruit blijkt dat lid zijn van dit herenkoor
veel inspanning vraagt.
'En statig klinkt dan steeds in plechtige accoorden,
het schone kerkgezang, op d' eeuwenoude woorden
van 't smekend Kyrie en 't jubelend gloria!
De bassen kreunen lage C, tenoren gillen A!
Paul van der Putten speelt
en speelt en zweept zijn mannen op,
de ogen puilen hun uit 't hoofd,
het zweet staat op hun kop.
Veertig zondagen
Vanaf de jaren zestig wordt in de katholieke kerken
steeds meer gezongen in de volkstaal: Nederlandse
liederen, vaak van de hand van Huub Oosterhuis.
Er komen jongerenkoren, die eigen teksten maken
op de melodieën van Bob Dylan bijvoorbeeld of de
Beatles. Het Gregoriaans dreigt in deze periode ook
in de Singelkerk op de achtergrond ter geraken en
IHD is hier bezorgd over. In 1968 schrijven negen
verontruste leden een brief over de toenemende
'verhollandsing' van de zang. In de strijd die volgt,
wint het Latijn het in de Singelkerk. Zeker met de
komst van pastoor Vismans in 1981 breekt er voor
het koor een periode aan waarin op veertig zondagen
per maand het Gregoriaans van de koorzolder
klinkt, tot op de dag van vandaag. Hiervoor wordt
120 uur per jaar gerepeteerd. In zeer weinig Neder
landse kerken - alleen in Dordrecht, Amsterdam en
Den Haag gebeurt dit nog. Het is een gegroeide
traditie, die al in 1880 aanving.
Literatuur
F.C.M. Rosier, Jubileumboek 125-jaren herenkoor In
Honorem Dei, 1880 2005
A. Vernooij, Geschiedenis van het Gregoriaans
Tilburg School of Catholic Theology
nimam me- am
scam
ctant, non confun-
mónstra mi-hi: et sémi-tas tu
Cf Pranotanda, II. n T
Fragment uit het zangboek, het Graduale, met het
karakteristieke neumenschrift.
Antiphona ad introitum VIII
128
Scyedam jaargang 44 nr. 4