ofch/edaw M- Ifco ae^i^/2 vanuié J^eé H^es/en. uit de eerste helft van de achttiende eeuw zijn het grote en plompe verschijningen. Die grootte is niet alleen nodig om aan de rand van de stedelijke bebou wing voldoende wind te kunnen vangen maar vooral om de enorme hoeveelheden graan en gereed product te kunnen bergen. Er werden lange dagen gemaakt en bovendien hoefde het gemaal voor de branders niet zo fijn te zijn als het meel voor de bakkers, waardoor de dagproductie heel groot was. Een enkele molen maalde bij voldoende wind gemakkelijk vijftien ton per dag. Er werkten dan ook zo n acht man personeel van wie vier jongens van een jaar of veertien. Tussen 1770 en 1803 worden achtereenvolgens de Drie Koornbloemen (1770), de Eendracht (1778), de Palmboom (1781), de Ploeg (1782), de Vrijheid (1785), de Washington (1792), de Witte (1792), de Walvisch (1794), de Batavier (1797) en de Noord (1803) gebouwd. De molens stonden aan de rand van de stad langs de vesten. Langs de toen nog niet gedempte Broersvest stonden gerekend vanaf de Koemarkt de Batavier, de Eendracht, de Washington en de Witte. De plaats waar ze destijds stonden, is gemarkeerd met een ring van koperen nagels, die in het wegdek van de Broersvest zijn aangebracht. De Ploeg stond aan de Hoofdstraat, iets noordelijker dan de plaats waar nu de enorme molen de Nolet staat. Eigendom in porties Al die molens produceerden uitsluitend voor de branderijen en waren dan ook bij de branders in eigendom. Dat eigendom was doorgaans verdeeld in 20 a 26 'porties' (aandelen); dat was ongeveer het aantal ruwketels dat één molen kon bedienen. Een brander kon meerdere porties in één molen hebben en die porties waren vrij verhandelbaar. De waarde ervan kon enorm fluctueren, afhankelijk van de vraag naar maalcapaciteit. De portiehouders betaalden naar rato van het aantal porties dat ze in eigendom hadden niet alleen de stichtingskosten, maar ook de jaarlijkse exploitatielasten van de molen. De keerzijde van de medaille was dat ze eveneens naar rato van hun aantal porties recht hadden op het gebruik van de molen. De Vroedschap moest toestemming geven voor de bouw van een nieuwe molen en deed dat pas wanneer het aantal ruwketels in de stad het aantal molenporties ruim te boven ging. Schiedamse molens in 1820 gezien vanuit het westen; tekening: Bas Koster 10 Scyedam jaargang 45 nr. 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2019 | | pagina 10