De stad was van verre herkenbaar
De molens van Schiedam*
In Schiedam en omgeving zijn molens van
oudsher van groot belang. Poldermolens
houden de polders droog, brandersmolens
malen graan voor de branderijen, houtzaag
molens staan in dienst van de scheepsbouw.
Over bovenkruiers, standerdmolens, over
molens die afbrandden en weer hersteld
werden. Reinier Scheeres geeft een volledig
beeld van dit zo rijke erfgoed van onze stad.
Vandaag de dag telt Schiedam acht molens. Een
respectabel aantal voor een middelgrote stad. Twee
honderd jaar geleden - toen Schiedam veel kleiner
was - waren dat er nog meer dan vijfentwintig. Voor
het overgrote deel waren dat brandersmolens, die
door de Schiedamse branders werden gebruikt voor
de bereiding van moutwijn in de vele branderijen die
Schiedam toen nog telde. Maar er waren ook polder
molens, die de stad en haar directe omgeving droog
hielden. Ook had Schiedam houtzaagmolens.
Soorten molens
In West-Europa doen windmolens hun intrede in
de middeleeuwen. Maar in het Midden-Oosten en
in Perzië waren ze er al eerder: waarschijnlijk al in
de zevende of achtste eeuw. In China zelfs al kort na
het begin van onze jaartelling. Dit waren overigens
molens met een horizontaal 'wiekenkruis' waaraan
rondom zeilen of rietmatten bevestigd waren die wind
konden vangen. In Schiedam zien we windmolens in
de veertiende eeuw verschijnen. Het ging toen nog
om houten standerdmolens die graan maalden voor
de bakkers. Zoals de naam al zegt is deze molen
gebouwd op een standaard - een verticaal staande
paal - waarop het molenhuis inclusief het complete
'gaande werk' (alles wat beweegt als de molen draait)
kan ronddraaien om de molen op de wind te houden.
Veel latere molentypen zijn van deze standerdmolen
afgeleid. Er zijn in ons land honderden van die
standerdmolens gebouwd. 48 daarvan zijn bewaard
Reinier Scheeres
gebleven, waarvan een groot aantal in goede staat
verkeert. Het totale aantal windmolens in Nederland
bedraagt momenteel 1170.
Watermolens
Watermolens, die door stromend water worden aange
dreven, waren er eerder dan windmolens. In het prille
begin van onze jaartelling gaf de Romeinse architect
Vitruvius al een gedetailleerde beschrijving van een
watermolen. In de oostelijke provincies van ons land
en met name in Limburg zijn er sinds de elfde eeuw
heel wat gebouwd en een aantal daarvan heeft nog
een goede conditie. Maar ook in het vlakke Schiedam
hebben we watermolens gehad, zij het een bijzonder
type: de getijdemolen.
Behalve windmolens en watermolens waren er molens
die door dieren werden aangedreven. Meestal waren
het paarden, en ze werden dan ook aangeduid als
'rosmolens'. Ook in Schiedam hebben we er heel wat
gekend. Niet zelden zagen we ze in combinatie met
windmolens omdat ze bedrijfszeker waren: paarden
blijven bij windstilte gewoon hun rondjes lopen. Hun
vermogen was echter veel beperkter dan dat van een
windmolen bij voldoende wind. Bij het historisch
onderzoek dat aan de bouw van het Jenevermuseum
voorafging, werden de sporen van zo'n rosmolen
aangetroffen. De laatste rosmolen in Nederland werd
pas in de twintigste eeuw ontmanteld.
Poldermolens
Poldermolens worden om voor de hand liggende
redenen ook wel watermolens genoemd, maar ze
worden door wind aangedreven en het zijn dus
eigenlijk windmolens. Schiedam werd door polders
omringd en er was een flink aantal molens nodig om
die droog te houden. De meeste sloegen het polder
water uit op de Poldervaart, die als boezem fungeerde.
De Poldervaart waterde aanvankelijk bij eb af op het
4
Scyedam jaargang 45 nr. 1