steden van zijn jeugd en studie, Leeuwarden en Leiden,
waren de Schiedamse kranten minder uitbundig. Er
rustte een groot taboe op het tragische voorval.
Enkele dagen na zijn zelfmoord belegde het bestuur
van Paulus een spoedvergadering. Een combinatie
van geldgebrek, paniek en piëteit jegens Haver-
Schmidt leidde tot het opgaan van de vereniging
in de Schiedamse afdeling van de Nederlandse
Protestantenbond. Die was in 1874 opgericht, met
HaverSchmidt als belangrijkste initiatiefnemer. In
dezelfde vergadering werd besloten om Pand Paulus,
bouwtechnisch gezien een blok aan het been, te
verkopen.
Van alle bestaande Schiedamse gebouwen die een
relatie hebben met het leven en de tijd van Haver
Schmidt neemt de Westvestkerk een bijzondere plaats
in. De Nederlandse Protestantenbond beschikte niet
over een kerkgebouw in Schiedam en Pand Paulus
was al snel afgestoten. Regelmatig werd daarom de
Gasthuiskapel van het Sint Jacobs Gasthuis aan de
Hoogstraat 112 gehuurd.
Bijna zestien jaar na het overlijden van HaverSchmidt
werd de nieuwbouw van de Westvestkerk in gebruik
genomen. De bouwgeschiedenis is opmerkelijk. De
kerk werd gebouwd in het diepste perceel van de
achtertuin van Lange Haven 103. Aanvankelijk was
dit pand met de lange tuin gekocht voor een trans
formatie, in de geest van Pand Paulus. Op advies van
architect Henri Evers werd het monumentale pand
doorverkocht, maar werd het achterste deel van de
tuin behouden voor bescheiden nieuwbouw.
De nabijheid van Molen De Walvis stond geen toren
toe, maar daartoe reikte het budget ook niet. Om
de Rotterdamse aannemer de bouw te gunnen, werd
half februari 1909 in Musis Sacrum een religieuze
bazaar gehouden.
Driekwart jaar later stond er een kerk van hoge
architectonische kwaliteit en onvolprezen akoestiek.
De kerk werd op Tweede Kerstdag 1909 ingewijd,
Tijdens de eerste preek roemde dominee Stenfert
Kroese zijn voorganger Francois HaverSchmidt als
geestelijk vader van het gebouw.
De Westvestkerk, gezien vanaf de Nieuwe Haven, met rechts molen De Walvisch. Foto Marcel Teunissen.
46
Scyedam jaargang 45 nr. 2