uit maar verdichtte, voor een belangrijk deel met
exploitatiehofjes. De woonomstandigheden waren er
mensonterend.
HaverSchmidt maakte de laatste en grootste bloei
periode van de geestverruimende drankenproductie
mee, maar ook het snel intredend verval na 1880.
De bevolking was gemiddeld beschouwd koppig
en conservatief. Zo kreeg het opkomend socialisme
er moeizaam voet aan de grond. Dat laatste paste
enigszins bij HaverSchmidt, die politiek gezien
geen vernieuwer was. Hij verklaarde zich openlijk
tegenstander van het communisme en omarmde het
gedachtegoed van de liberaal Thorbecke, die stelde
dat een klassenmaatschappij een onwrikbaar histo
risch gegeven was.
Het was aan de moraal van de hogere stand om het
lot van de laagstbetaalden te verzachten. Dat deed
HaverSchmidt als geen ander en in die zin is hij te
bestempelen als humanist. Hij kreeg een bijzon
dere band met Schiedam en raakte begaan met het
sombere lot van de onderbetaalde arbeiders. Het
stereotiepe beeld van de depressieve romanticus
dient wat betreft het leven van alledag volledig te
worden bijgesteld. HaverSchmidt was volgens intimi
altijd opgewekt, vriendelijk, actief en daadkrachtig.
Hij trok erop uit om de armoede en het geestelijk
verval te bestrijden. Hij ging op huisbezoek, gaf vrij
willig godsdienstlessen op armenscholen en stond
aan de wieg van de stichting van het Diakoniehuis
aan de Nieuwstraat 12 in 1869.
In 1867 verscheen bij uitgeverij Roelants aan de
Lange Haven de zeer succesvolle dichtbundel
'Snikken en grimlachjes' van Piet Paaltjens. Een
deel van de opbrengsten hiervan gaf hij weg. Ook
publiceerde hij onder een pseudoniem verhalen in
kranten, waarvan de opbrengst bestemd was voor
brandhout en voedsel voor de allerarmsten.
Pand Paulus
Hier lag de crux van zijn levenstragedie. Naast zijn
groeiende persoonlijke twijfel over de heilzaamheid
van bidden volgens kenners de eerste stappen op
het pad naar atheïsme voelde hij zich gaandeweg
mislukt als armenpredikant. De arbeiders en hun
gezinnen en ook een groot deel van de gefortu
neerde branders waren katholiek. Ze kwamen niet
naar zijn preken. Slechts een deel van de Schiedamse
bovenlaag was vrijzinnig hervormd en al eind jaren
zestig daalde het aantal aanhangers. HaverSchmidt
probeerde de kampen wat dichter bij elkaar te
brengen, maar het was onbegonnen werk.
De zogenaamde 'richtingenstrijd' binnen de Neder
landse kerk viel ongunstig uit voor de modernen. Dit
leidde ertoe dat HaverSchmidt na 1870 nog maar
eens in de maand op zondag in de Grote kerk kon
preken. Uitkomst bood Pand Paulus aan de Korte
Haven 125 dat dankzij een gift in 1870 werd gekocht
door de tien jaar daarvoor opgerichte vereniging
Paulus. Het werd, met dank aan HaverSchmidt een
multifunctioneel gebouw van de vereniging waarin
de Schiedamse vrijzinnig hervormden zich min of
meer terugtrokken.
Hij hield er zijn preken, las voor uit eigen werk en dat
van anderen en startte onder meer een zangschool
voor kinderen. De liefde tussen HaverSchmidt en de
vereniging Paulus was intens.
Minstens zo belangrijk was het zalencomplex en
feestgebouw aan de Lange Haven 115, in 1842
gesticht als Musis Sacrum. Met de tekst van een in
koor gezongen lied voor een aftredend gemeente
raadslid maakte HaverSchmidt er in Schiedam in
feite zijn literair debuut. Later werd hij een gevierd
spreker voor de Maatschappij tot Nut van 't Alge
meen, de belangrijkste huurder van het gebouw.
HaverSchmidt bekleedde twee bestuursfuncties bij
het Nut.
Vrij snel werd hij gevraagd in Maassluis en Vlaar-
dingen en voor hij het wist, reisde hij het land af.
Het publiek hing aan zijn lippen. Brekend met de
stijve retoriek van de vroege negentiende eeuw,
manifesteerde hij zich als een gevierd voordrachts
kunstenaar. Zijn zachte stem was geen beperking.
Fluisteren kan immers soms meer indruk maken
dan schreeuwen. Zijn optredens pasten bij zijn over
tuiging dat de gedichten van Piet Paaltjens in de
eerste plaats beluisterd moesten worden.
42
Scyedam jaargang 45 nr. 2