training dus alle materialen naar de zaal dragen. Het
is niet ideaal, maar, zo schrijft Wim in zijn autobio
grafie 'Klappen genoeg gehad!': 'Doordat geen huur
diende te worden betaald kregen wij alrap de beschik
king over een zelfgemaakte ring, twee stootzakken
en enkele touwtjes.' Heel veel geld konden zijn leden
niet missen ter contributie en zelf was Wim ook niet
in een positie om veel geld in de vereniging te steken.
Zuinigheid was dus geboden. In december 1957 kan
De Haan met zijn leerlingen verhuizen naar het
souterrain van Garage Van der Most, Lekstraat 15.
Hier kan een echte boksschool worden ingericht en
hoeft de ring niet na elke training te worden afge
broken. Tweeëneenhalf jaar later telt de vereniging
zestig leden en levert het acht districtskampioenen.
De meesten van hen trainen dan nog maar één a
twee jaar. Hun prestaties getuigen niet alleen van de
discipline van de jonge boksers zelf, maar ook van de
kwaliteiten van hun trainer. In 1959 organiseert De
Haan een boks-evenement in de Plantage. In 1960
komen zijn boksers voor het eerst uit op een inter
nationale wedstrijd. Wim is dan eenendertig jaar en
de boksschool heeft een glansrijke toekomst in het
vooruitzicht. Helaas loopt het anders.
Roerige tijd
De garage waar getraind wordt krijgt rond 1961 een
nieuwe eigenaar en de boksschool wordt de huur
aangezegd. Wim kan geen nieuwe trainingslocatie
vinden en maakt privé een roerige tijd door. De
boksschool wordt opgeheven.
Twee jaar later, in 1963, wordt de roep om boksles
van zijn oud-leden zo luid dat Wim besluit om
dan maar in zijn eigen achtertuin een boksschool
te bouwen. In deze schuur van 35 vierkante meter
maakt Boksvereniging De Haan een doorstart. In
de tuin van de buurman wordt in een hoekje een
douche geïnstalleerd. Wim meldt zich opnieuw als
trainer aan bij de Nederlandse Boksbond, maar zijn
lidmaatschap wordt geweigerd. Wim heeft inmid
dels ervaring opgedaan met het benaderen van de
lokale pers en veegt publiekelijk de vloer aan met
de leden van het bondsbestuur. Volgens Wim gaat
het erom dat hij in 1961 namens een aantal leden
geen contributie had betaald, terwijl de leden het
geld wel aan hem hadden afgedragen. Het was een
roerige tijd geweest en de leden namen hem niets
kwalijk, aldus Wim, dus waarom deed de bond zo
moeilijk? In de kranten uit die tijd is geen reactie
van de Nederlandse Boksbond te vinden, maar in
1965 wordt Wim wederom toegelaten als lid. De
ruzie moet uiteindelijk zijn bijgelegd, want later is
Wim door de Nederlandse Boksbond Lid voor het
Leven gemaakt.
Scyedam jaargang 45 nr. 3