van oorspronkelijk de voetboogschutters, die in de
zestiende eeuw overgingen op vuurwapens. De schut
terij zorgde voor de verdediging van de stad, hield
(nacht)wachten en andere diensten. Omdat, onder
andere door een betere organisatie van de politie, de
schutterij uiteindelijk overbodig werd, kwam er in
1907 een einde aan deze organisatie, niet alleen in
Schiedam, maar ook landelijk.
Maar de Doele was niet alleen de verzamelplaats
van de schutterij. Hier vonden ook veilingen plaats
van onroerend goed, hier kwamen de gilden samen,
hier vonden de verpachtingen plaats van stedelijke
accijnzen en vonden de rechtszittingen plaats van de
schepenbanken van Oud- en Nieuw Mathenesse en
Nieuwland. En daarnaast kwamen hier tal van vereni
gingen, sociëteiten, leesgezelschappen en genoot
schappen bijeen en werden er openbare concerten
gegeven. Het was dus eigenlijk de huiskamer van
Schiedam.
Waarom is dit een voor mij gedenkwaardige plek?
In de jaren tachtig werd ik secretaris van de Histori
sche Vereniging Schiedam. Toen heb ik, uiteraard in
overleg met het bestuur, ervoor gezorgd dat dit pand
op de lijst van rijksmonumenten terecht kwam. Het
bleek dat men gewoon ooit vergeten was dit pand op
de lijst te plaatsen.
Maar er is nog een reden. Zon tien jaar (niet aaneen
gesloten) maakte de in 1778 opgerichte vrijmetse
laarsloge 'De Rijzende Zon' gebruik van dit gebouw.
Hier vonden de inwijdingen en andere ritualen plaats
en werden de vergaderingen van de loge gehouden. In
2017 schreef ik in dit tijdschrift een artikel over de
geschiedenis van deze loge. En omdat ik zelf lid van
een loge ben voel ik mij verbonden met de leden van
deze Schiedamse loge. Als het ware sta ik met hen
door de tijd heen in de 'Broederketen', het symbool
van de verbondenheid met de andere vrijmetselaars en
met de medemens.
Het Weeshuis der Hervormden
Het weeshuis aan de Lange Achterweg was in 1778
in zo'n slechte staat, dat men besloot tot nieuwbouw.
Het werd gebouwd naar ontwerp van de stadsarchi
tect Rutger van Bol'Es en in 1782 officieel geopend.
Van Bol'Es had kennelijk weinig verstand van de toen
in zwang zijnde bouwstijl, het neo-classicisme, want
volgens stadsbestuurder en gasthuisregent Dominicus
Doom was het weeshuis een monster van een gebouw.
Het staat nog steeds op dezelfde plek aan de Lange
Achterweg, bekroond door Jan en Kaat.
Waarom is dit voor mij een gedenkwaardige plek?
Het weeshuis werd gesticht in 1605 en dus bestond
het in 2005 vierhonderd jaar. Dit was aanleiding voor
het college van regenten opdracht te geven voor een
boek over de geschiedenis van deze instelling. De
opdracht werd gegeven aan Ingrid van der Vlis, die
eerder gepromoveerd was op een proefschrift getiteld
Armoede en armenzorg in 17e-eeuws Delft'. Aan mij
werd gevraagd zitting te nemen in de begeleidings
commissie van deze publicatie. Hierin had ik zitting
met de voorzitter van het college van regenten Henk
Huibregtsen, de directeur van het Weeshuis Loe
Koppejan en uiteraard de auteur. Vóóraf werd een
gedeelte van het manuscript gelezen, terwijl tijdens
de bijeenkomsten op- en aanmerkingen en suggesties
werden besproken. Ik bewaar hier goede herinne
ringen aan. Het boek verscheen in het voorjaar van
2005.
Wie schetst mijn verbazing toen een half jaar na de
presentatie mij, als dank voor mijn bijdrage aan het
jubileumboek, een studiereis werd aangeboden door
het college van regenten. De reis voerde mij naar
Rome, waar ik drie weken verbleef en waar ik ook
verschillende archiefinstellingen heb bezocht. Om te
beginnen het 'Archivio di Stato di Roma', de archief
dienst waar alle staatsarchieven tot aan de eenheid
van Italië in 1870 worden bewaard. Daarnaast bevat
het archieven van gasthuizen, families, religieuze
genootschappen, broederschappen, notarissen, de
Sapienza-universiteit en andere, waarnaast 20.000
charters (akten op perkament), waarvan de oudste uit
883 dateert. Ik kreeg daar een rondleiding van een
uiterst hartelijke en charmante vrouwelijke collega.
Zo hartelijk werd ik niet ontvangen in het 'Archivio
Segreto', het Vaticaans Archief. Een soort waak
hond vraagt je eerst nors wat je komt doen en vraagt
Scyedam jaargang 45 nr. 4
123