Eerlijke handel door waagrecht De Waag in Schiedam JefJansen Gemeentearchief Schiedam Vanaf 2016 is het voormalige waagge bouw een informatiepunt (l-punt) van de Stichting Stadspromotie. Vóór de reforma tie was het de doopkapel van de Grote of St. Janskerk. Boven de ingang van het I-Punt van de Stichting Promotie Schiedam aan de Lange Kerkstraat werd op 27 februari 2019 een gevelornament onthuld door wethouder Marcel Bregman (D66) van Binnenstad en Stadspromotie, gemaakt door beeldhouwer en kunste naar Ahrend van Ipenburg. Dit gevelornament is een reliëf dat losjes is gebaseerd op een afbeelding, een nogal amateuristische tekening van de Grote- of Sint Janskerk met de Waag. Andere afbeeldingen van het genoemde ornament bestaan voor zover bekend niet. De afbeelding is vervaardigd in 1778 voor de nooit uitgebrachte publicatie 'Beschrijving der stad Schiedam' die uitgegeven zou worden door Pieter Stalpaert van der Wielen Vinck. Wanneer dit ornament is verdwenen moet nader onderzoek uitwijzen, maar halverwege de negentiende eeuw was het er al niet meer. Centrale rol Het waagrecht was oorspronkelijk een grafelijk privi lege. Toen de Schiedamse haven door verzanding onbruikbaar werd, gaf de graaf de stad opdracht de haven, dat wil zeggen de tegenwoordige Buitenhaven en de Lange Haven, uit te diepen. Omdat dit een nogal kostbare aangelegenheid was, gaf Willem IV graaf van Holland in 1339 de stad Schiedam ter compensatie onder andere het waagrecht. Dit recht, dat de stad geld opleverde, was een belangrijk recht dat vooral van belang was in relatie tot de markt. In iedere marktstad speelde de waag een centrale rol. Schiedam had het marktrecht al sinds 1270, dat wil zeggen het recht op een jaar- en een weekmarkt. Al voordat Schiedam zijn stadsrechten kreeg, had Schiedam dit recht gekregen van vrouwe Aleida van Holland. Het marktrecht was een belangrijke economische stimulans voor de stad, omdat de omliggende gebieden gedwongen waren hier hun goederen te verkopen. Met het waagrecht kreeg de stad ook het toezicht op de maten en gewichten en ontving de inkomsten uit dit recht. Het waagrecht bevorderde dus de eerlijke handel. De keur (verorde ning) op de waag luidde, dat alles onder de zes pond gewogen moest worden met geijkte weegschalen en alles wat zwaarder was in de stadswaag. Deed men dit niet, dan riskeerde men een boete van 20 schellingen. Hoezeer men uit was op de strenge naleving van de bepalingen en zodoende op een eerlijke handel, blijkt uit een vonnis, geveld op 16 december 1458. Een vrouw, genaamd Agnies, weduwe van Adriaen Eekenzoen, had op een wagen meer turf geteld dan er werkelijk was. Men kon deze fraude niet tolereren en daarom was het vonnis zwaar. Agnies 'sel mit een bant vol turven om haeren hals hangen ende een jonc mit een becken sel voit haer terstont gaen langhes der stede van strate te strate, ende daarentenden en sel sij niet meer gesworen teister wesen binnen onser stede.' Als straf kon Agnies haar beroep als turftelster niet meer uitoefenen, en moest zij de stad door lopen met een zak vol turven om haar nek, begeleid door een jongen die op twee bekkens sloeg. Geen heksen op de Waag De Waag was oorspronkelijk gevestigd op de begane grond van het stadhuis op de Grote Markt. In 1579 werd geconstateerd dat die plek voor de waag te klein was geworden. Daarom werd die overgebracht naar wat toen het artilleriehuis van de stad was, maar oorspron kelijk de doopkapel van de Grote- of Sint Janskerk, die in 1572 definitief in handen van de protestanten was gekomen. De kerk werd toen van alle katholieke elementen ontdaan en de doopkapel verloor haar 126 Scyedam jaargang 45 nr. 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2019 | | pagina 18