tuintjes. Voor we doorliepen moest altijd even aan
de pomp gezwengeld worden, wat echter nooit water
opleverde. Sinds de huizen op het waterleidingnet
waren aangesloten was de pomp niet meer nodig.
Het straatje boog voor het tuinhek langs, een beetje
naar rechts en dan weer meteen naar links. Rechts
ervan, tot het water van de Nieuwe Haven, lagen
de huisjes. In het eerste woonde Opoe. Tegenover
de huisjes, aan de linkerkant van het straatje, lagen
de tuintjes met de doos achter een deur met een
open hartje, toen echter al niet meer in gebruik en
verplaatst naar binnen. Binnen wilde zeggen: een
piepklein portaaltje met een laaggeplaatste kraan
boven een emmer. Het kan niet meer dan één bij
één geweest zijn, net genoeg om de deuren open te
doen. Deuren uiteraard met de ouderwetse houten,
ovale knoppen. Meteen rechts was de deur naar de
kamer en recht voor je de trap naar boven; daar ben
ik nooit geweest. Het was waarschijnlijk alleen maar
een zolder met een kleine dakkapel.
Uitzicht op de pomp
Rond 5 december liepen we elk jaar met een volle
tas bij de kruidenier gekochte verrassingen door het
gangetje, langs de pomp en - bukkend onder het
raam door - naar de buitendeur van Opoes woning.
Die deden we voorzichtig open. Vervolgens: de tas
binnen zetten, de deur dichtdoen, hard bonzen en
wegrennen. Als we dan een kwartiertje later met een
onschuldig gezicht binnenkwamen, speelde Opoe
het spelletje mee: "Ik heb een tas vol met bood
schappen gekregen. Zou die van Sinterklaas zijn?
Net vóór jullie binnenkwamen... Wat een toeval!"
Wat zag je binnen, staande in de deuropening? Een
kamer van vijf bij vijf? Niet meer denk ik, maar mijn
herinnering is gebaseerd op kinderogen. Rechts
het enige raam met uitzicht op de pomp. Tegen
het raamkozijn geschoven de tafel met het donkere
kleed waarin je met je vinger figuurtjes kon tekenen.
Achter de tafel haar stoel (ik kan me niet herinneren
dat ze ooit ergens anders zat) die dicht tegen het
dressoir stond waarop de foto van een vriendelijk
kijkende vrouw. Dat ze de foto van haar moeder,
Adriana Johanna Karreman-Pronk, levenslang
onder handbereik heeft gehad ontdek ik pas later,
als mijn vader na Opoes dood de enige foto van zijn
grootmoeder meebrengt. Dan hoor ik ook dat ze een
lieve moeder en grootmoeder was op wie Opoe als
dochter en hij als kleinkind zeer gesteld waren.
Links in de hoek stond een ouderwets kolenfornuis
met ringen die, afhankelijk van de grootte van de
pan die je erop plaatste, het vuurgat groter of kleiner
maakten. De fluitketel erop ontbrak nooit. Meestal
ging je in de stoel zitten vlak bij de deur. Je zat dan
aan tafel recht tegenover haar. In de muur waarlangs
vanuit het portaal de trap naar boven liep, bevond
zich een bedstee, kennelijk onder die trap gebouwd.
Onderin was een luik waar Opoe haar aardappelen
bewaarde. Rechts van de bedstee, in de hoek, was
de deur naar de doos: het houten deksel optillen en
je behoefte doen boven een donker gat. Een nogal
mysterieuze kinderervaring!
Aan de wand tegenover het raam hing een grote
klok die elk half uur klankrijke slagen liet horen.
Daarnaast het portret van Opa Bezemer zoals dat
ook thuis op de Havendijk hing. Boven de tafel
een gaslamp die een fascinerend blauwachtig licht
verspreidde als Opoe die op donkere namiddagen
aanstak.
Opoe op haar vaste plekje, een suizende gaslamp, een
kamer vol geheimzinnige schaduwen: een sfeervol
beeld uit je kinderjaren.^
Noot:
1Archief Weeshuis der Hervormden, inv. nr. 573
Verslagen huisbezoeken aan bedeelde halfwezen
1883-1908.
12
Scyedam jaargang 46 nr. 1