geboren werd, was er geen armoede meer. "We hadden koekjes voor kerst en elke dag vlees op tafel, dat was best wel luxe want dat had niet iedereen. De mensen keken wel op je neer als je in 'de Put' woonde, maar ik had daar een mooie tijd. Er stond een hele grote kastanjeboom. Die boom is later op verzoek van mijn vader verplaatst en staat sindsdien bij de Noletloodsen bij het talud." Hakken in 'de Put' Tussen 1921 en 1927 volgde Piet in de avond uren lessen op de Rotterdamse kunstacademie en studeerde daar af. Hij startte met schilderen, maar in 1922 stapte hij over naar beeldhouwen. In Parijs maakte hij kennis met het werk van de beeldhou wers Duchamp-Villon en Brancusi. In Londen leerde hij het werk van beeldhouwer Henry Moore kennen. Hun werk inspireerde Piet enorm. Toen Piet naar Katwijk ging, waar veel schilders van de Haagse school schilderden omdat het bekend stond om zijn mooie zeeluchten, ontmoette hij daar zijn toekomstige vrouw, Jacoba van Beelen. Aart: "Mijn opa verhuurde daar kamers aan badgasten, en er verbleven vaak bekende schilders in het huis." Het stel ging in 'de Put' wonen. Piets kleinzoon, Erwin Defilet (1968): "De start als gezin in 'de Put' was er eerst een uit pure noodzaak, het gezin kende armoede. Later toen het ze financieel goed ging, kozen mijn opa en oma ervoor om er toch te blijven wonen. Het was een hartelijk gezin, waar iedereen welkom was. Wel had het gezin Van Stuivenberg een hekel aan overmatig alcoholgebruik. Mijn oma, die uit een rijk gezin in Katwijk kwam, had er moeite mee om op deze plek te wonen, maar het was echte liefde tussen mijn opa en oma, en dus accepteerde ze het. Mijn opa was, zoals we dat nu noemen, een zzp'er en een hele harde werker. Hij werkte veel en tot laat en hij werkte ook in het weekend. Bij opdrachten die ver weg waren, bleef hij overnachten. Kinderen opvoeden en verzorgen was de taak van mijn oma. Piet bemoeide zich niet met de kinderen, want daar lag zijn kracht niet. Hij was wel heel lief voor zijn kleinkinderen, mijn broer Martijn en ik. Met mede weten van Piet, verwende mijn oma ons altijd. Mijn vader had het niet makkelijk om het gezin binnen te komen. Dat moest je verdienen. Uiteindelijk werd hij geaccepteerd. Als hij later op bezoek kwam moest hij altijd eerst een jenevertje drinken en over de wereld praten, daarna kwam al het andere. Mijn moeder, Kniertje (1943-2016), vond het een verschrikking in 'de Put'. Mijn tante Maria (1944 2011) kraakte er een huis en woonde er nog jaren." Meisjesfiguur, Piet van Stuivenberg, ca. 1935. Collectie Stedelijk Museum Schiedam (object nummer: P-00000I46). Foto: Stedelijk Museum Schiedam. Scyedam jaargang 46 nr. 3 93

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2020 | | pagina 21