Meetketting
volwaardig kadaster per 1 oktober 1832. In 1838
werd het Burgerlijk Wetboek ingevoerd en werden
er "bewaringen van hypotheken" opgericht. Waar
het kadaster in eerste instantie een momentopname
was, werden vanaf dat moment alle eigendoms
overdrachten in de kadastrale leggers bijgehouden.
Iedere eigenaar kreeg per kadastrale gemeente een
artikel (nummer), waarop zijn eigendommen geno
teerd staan.5 Dit systeem wordt vandaag de dag nog
steeds gebruikt.
Meten is weten
Van 1811 tot 1832 heeft een groot aantal landmeters
gewerkt aan het vastleggen van de eigendommen
in Nederland. Eerst werd de begrenzing van een
gemeente vastgesteld. De landmeter maakte met de
burgemeester van de betrokken gemeente en enkele
plaatselijke deskundigen een rondgang langs de
gemeentegrens. De landmeter maakte daarvan een
proces-verbaal op, waarin de loop van de grens werd
beschreven. Deze proces-verbalen zijn nog aanwezig
in de archieven.
Om de locatie en afmeting van de verschillende
percelen vast te kunnen stellen, werd per gemeente
een zogenaamd driehoeksnet geconstrueerd. Dit
was een soort grid met als nulpunt de belangrijkste
kerktoren of een ander hoog punt. De resultaten van
de metingen van de percelen werden opgetekend in
minuutplans ofwel kadastrale kaarten. Per gemeente
maakte de landmeter een verzamelblad, waarop hij
de verdeling in secties aangaf. Elke sectie had een
eigen letter en elk perceel kreeg een eigen nummer.
mtUeerl^ariAmefcar ro
Landmeter rond 1800 6
Binnen elke volgende sectie begon men weer opnieuw
met nummeren. De percelen werden gemeten met
een meetketting. Deze ketting was 20 meter lang en
bestond uit 40 stukken ijzerdraad van 50 cm lang,
die door ringen aan elkaar waren verbonden. Met
behulp van de minuutplans werd de oppervlakte van
de percelen berekend. Voor het vaststellen van de
juiste eigenaren werd gebruik gemaakt van een door
de gemeenten aangeleverde alfabetische naamlijst
van eigenaren. Elke eigenaar werd opgeroepen om
zijn eigendom te komen aanwijzen. Vervolgens legde
de landmeter op volgorde van sectie en perceel een
aanwijzend tableau (tabel) aan, waarin per perceel de
naam van de eigenaar en de soort bebouwing werd
aangegeven.
Later werd hierin de oppervlakte ook opgeschreven.
Vervolgens kreeg iedere eigenaar een lijst van eigen
dommen, die hij ondertekend, eventueel voorzien
van verbeteringen, aan de landmeter moest retour-
1. MalerU»lkl«l. - HolUmt»» Cirkel 2. M««lkoord
S Pinnen - 4. Stolij,kaki«k - 4 a PLaiwt)«l mei meek-
inetrumenl 4 b serial loo 4 - 5. Me elite kling - to-
KekkntaaUper mek jaLsiis- 7 balls* - g kijker -Sa
Meellek.
78
Scyedam jaargang 46 nr. 3