Aan nageslacht werd voortvarend gewerkt, elf
kinderen in totaal. De bovenverdieping van het
huis, niet meer dan een zolder, was door een schot
verdeeld in een meisjes- en jongenskant. In 1929
werd de keuken wat vergroot en kwam er waterlei
ding en elektriciteit. In 1948 werd aan de huiskamer
-slechts 18 vierkante meter groot- een zitkamertje
gebouwd. In 1929 begon de bouw van de huizen aan
de Vlaardingerdijk en aansluitend een nieuwe stads
wijk; na 1950 verrees de wijk Nieuwland. Kortom:
het kerkhof werd een oase in een stedelijk gebied.
Het blijvend gebrek aan comfort in huis werd
hiermee deels goedgemaakt: midden in de stad en
na bezoektijd een tuin van ruim 1 hectare, een oase
van rust!
Het kerkhof kende je als je broekzak, maar als je in
het donker kolen moest scheppen in het kolenhok
aan de achterkant van de sacristie vond je dat wel
griezelig. Je kwam dan ook nog vlak langs het grafje
van broertje Jantje, slechts dertien maanden was hij
geworden. Na vijf maanden werd een nieuw jongetje
geboren en dat kreeg de naam...Jantje! Een manier
van verdriet verwerken?
Wel wat spookachtig
Achterop het kerkhof stond een schuur. Soms moest
daar 's avonds iets uitgehaald worden. Dan wist je niet
hoe snel je in het donker daar heen moest rennen. Bij
volle maan was het kerkhof een prachtig gezicht, wel
wat spookachtig met al die grafmonumenten. Vooral
na vers gevallen sneeuw hing er een stille serene
sfeer, sprookjesachtig. Zo ook op 5 januari 1971, een
zonnige winterdag met een smetteloze laag sneeuw.
Op die dag werd vader begraven op 'zijn' kerkhof.
In dat graf had ook zijn voorganger M.C. Willemse
gelegen. Met opzet staat er 'zijn' kerkhof, maar er
had ook 'ons' kunnen staan, zo voelde dat. Hij was
in dienst, maar eigenlijk gold dat voor het hele gezin.
Als kinderen werden wij vanaf een zekere leeftijd voor
bepaalde taken ingeschakeld. Zoals de klok luiden
1960. Drie generaties op de begraafplaats: mijn vader Willem van den Boogert, mijn broer Wim en zijn zoontje
Wim Collectie Henk van den Boogert.
134
Scyedam jaargang 46 nr. 4