irri^i=1,lc*drl*JalÉgiji
Donau Tankschiffe
Bij het uitbreken van WO II was de toevoer van olie
en cokes van groot belang voor de Duitse (oorlogs)
industrie. Olie werd voor de Duitsers een probleem,
omdat import bijna niet meer mogelijk was. De
Duitsers haalden na 1939/1940 zoveel mogelijk
olie op uit Roemenië. Aanvoer over zee was geen
optie, vandaar dat werd gekozen voor transport via
de binnenwateren. Men ontwikkelde in 1939-1940
speciale tankschepen voor vervoer van olie over de
rivier de Donau naar Duitsland/Oostenrijk. Door
de afwezigheid van werven op de route, die de
schepen eventueel konden bouwen, week men uit
naar buitenlandse werven.
In Nederland werden er in 1941-1942 door verschil
lende werven in totaal 18 van dit soort grote rivier
tankers gebouwd. De schepen werden gebouwd voor
rekening van het Donau Dampfschiffahrt Gesell-
schaft in Wenen, dat de schepen ook exploiteerde.
Werf Gusto heeft er vier (Bouwnummers 804-807)
voor haar rekening genomen. De schepen werden na
gereedkoming deels ontmanteld en via de Rijn en
diverse kanalen naar Dresden gevaren. Daar werden
ze uit het water getild en op een vrachtwagen met
speciale aanhangers gelegd en via de Autobahnen
vervoerd naar de Donau.
Oplossing via de waterwegen
Zonder zich er bewust van te zijn stond Werf Gusto
in 1943 als bouwer van twee belangrijke schepen,
een duw- en trekschip, aan de wieg van de vanaf
1938 verder ontwikkelde duwvaart op de Rijn. De
opdracht werd uitgeschreven door de Hermann
Goering Werke in Oostenrijk.
In 1938 besloot Hitier dat in het Oostenrijkse Linz
een Hoogovenbedrijf/staalbedrijf gebouwd zou
worden als dochteronderneming van de 'Reichs-
werke Berlin'. Probleem was dat voor het smelten
van de daar in de bergen gevonden erts enorme
hoeveelheden cokes nodig waren. En dat was daar
niet voor handen. Aanvoer via het water kon,
maar dan zouden er dagelijks honderden schepen
onderweg zijn van het Ruhrgebied naar de haven
van Beddingen in de nabijheid van Linz. Vervoer
via de weg was geen optie, omdat vrachtwagens voor
grote lading nog in ontwikkeling waren.
In 1940 presenteerde de Duitse ingenieur Westphall
zijn idee om dat probleem op te lossen via de water
wegen. Hij ontwikkelde cilindrische, drijvende halve
buizen met aan de zijkanten drijvers van ongeveer 3
meter breed en 24 meter lang. De halfronde buizen
staken met 2,1 meter in het water. In de breedte
De 'Kanaalslang' in 1971. Het motorschip Marie Paul is in 1970 omgedoopt tot Wintrans 50. Beide schepen zijn
begin negentiger jaren gesloopt. Fotograaf onbekend, 1971, collectie Teun de Wit.
Scyedam jaargang 46 nr. 4