Gusto in de Tweede Wereldoorlog (deel 3) Dirk Allewelt Stichting Erfgoed Werf Gusto Gusto werkte in opdracht van de bezetter aan militaire projecten. Ging het bedrijf daarmee in de fout? Na de oorlog boog de Bijzondere Rechtspleging zich over de kwestie. Op 9 juli 1945 meldde het dagblad De Maasbode, dat de Billiton Maatschappij voornemens was zes tinbaggermolens te bestellen bij zes Nederlandse scheepswerven (die samenwerkten in de Industrieele Handels Combinatie, I.H.C.). De order werd defini tief geplaatst rond oktober 1945. Drie van deze molens moesten worden opgeleverd in februari 1947 en de andere drie in augustus 1947. Drie van deze bagger molens werden door I.H.C. gegund aan Gusto. Volop werk dus voor de zich herstellende werf in 1945-1946. In de tussentijd nam de werf reparatieopdrachten aan, zoals de verbouw van de twee Engelse kruisers, de HMS Chelmer en HMS Exe. Tijdens de feestelijkheden naar aanleiding van de tewaterlatingen van de eerste twee tinbaggermolens in 1946 verschenen donkere wolken aan de horizon. De vooronderzoeken die na de oorlog gestart waren naar vermeende economische collaboratie van de scheeps bouw werden afgerond. Vastzetting directie en bedrijfsleiding Op 16 november 1946 werden in opdracht van de procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof te 's-Gravenhage de directie van de werf Gusto te Schiedam en één van de bedrijfsleiders gearresteerd. Ze werden vastgezet op verdenking van economische collaboratie met de Duitsers tijdens de bezettingsjaren. Inmiddels was het anderhalf jaar na de bevrijding. In het rapport dat de procureur-fiscaal op 28 november 1946 aan de minister van Justitie zond ter verantwoording van zijn handelen schreef hij dat vastzetting noodzakelijk was omdat: .al zou vaststaan, dat de verdachten dermate ernstig met de vijand gecollaboreerd hadden, dat een langdurige vrijheidsstraf te verwachten was en dat het daarom maatschappelijk gezien onduldbaar was, dat zij in afwachting van hun berechting, aan het maatschap pelijk verkeer bleven deelnemen".1' De bijzondere rechtspleging was na de bevrijding ingesteld om collaborateurs en oorlogsmisdadigers te berechten. Er was volgens de 'normale' rechtspraak, aldus een eerste verweer van de advocaat van Werf Gusto, geen noodzaak om tot arrestatie over te gaan. Ten eerste omdat de vooronderzoeken waren afgerond, ten tweede omdat er geen vluchtgevaar bestond. Werf Gusto was eigendom van de directieleden in kwestie en in de tussenliggende tijd hadden zij al diverse buiten- Tewaterlating van het m.s. "Trito", gebouwd voor de N.V. Zeevaart, te Rotterdam, 22 juli 1953. De doop- vrouwe Mevr. A. Fontein-Wentholt na de tewater lating op weg naar het hoofdkantoor geflankeerd door N.W. Conijn.Collectie St. Erfgoed Werf Gusto. Fotograaf onbekend. li Vermeld in de tenlastelegging. Kopie collectie St. Erfgoed Werf Gusto, origineel collectie R. Smulders. 4 Scyedam jaargang 47 nr. 1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2021 | | pagina 4