voorarrest - en een geldboete van 30.000, -. De Heer
H.J.A.M. Smulders werd veroordeeld tot 9 maanden
gevangenisstraf onder aftrek van voorarrest en een
geldboete van 13.000, -. De heer Smulders was in
overeenstemming met de eis van de verdediging al
twee weken eerder op vrije voeten gesteld na behande
ling van de rechtszaak (22 augustus 1947). De boetes
werden betaald door Werf Gusto. Dit wekte wrevel in
de media, maar men ging voorbij aan het feit, dat Werf
Gusto eigendom was van Conijn en Smulders.
Bij de berechting en zuiveringen valt mij een aantal
zaken op. Leidende figuren uit het ambtenarenappa
raat, die het de industrie (waaronder de scheepsbouw)
gemakkelijk maakte samen te werken met de Duitsers,
zijn de de dans geheel ontsprongen. Slechts enkele
scheepswerven, waaronder Werf Gusto, werden veroor
deeld4'. Bij de veroordeling van Conijn heeft het feit,
dat hij in 1943 met tientallen hooggeplaatste Neder
landers maandenlang als gijzelaar van de bezetter heeft
vastgezeten in St. Michiels Gestel en met regelmaat
angstige momenten doormaakte, als er ergens weer een
hooggeplaatste Duitser werd doodgeschoten door het
verzet, geen rol gespeeld.
Ook had de rechtbank geen boodschap aan het
gegeven, dat de bijdrage van Werf Gusto tot de verster
king van de vijandelijke oorlogs- en koopvaardijvloot
in verhouding tot hetgeen andere Nederlandse werven
ten behoeve daarvan hadden geproduceerd betrekke
lijk gering was geweest. De omzet van Gusto bedroeg
'slechts' 35 miljoen5'.
Met ontlastende feiten werd in het von nis geen rekening
gehouden. Zo werden materialen door Werf Gusto
achtergehouden en werden studenten en onderduikers
door Werf Gusto tewerkgesteld. Het verzet heeft op
het terrein van de werf munitie kunnen opslaan en er
zelfs schietoefeningen gehouden. 6'
De zaak Timmer
De heer C. Timmer (bedrijfsleider) stond terecht,
omdat hij er in eerste instantie voor zou zorgen dat
de Powerloods, met daarin de acht in aanbouw zijnde
motortorpedoboten, in vlammen zou opgaan. Dit was
afgesproken met de projectleider van de motortorpe
doboten de heer ir. P.A. van Hecking Coolenbrander
en de viceadmiraal Doorman. Van Hecking Coolen
brander heeft na de oorlog verklaard dat hij, toen hij
met het beschadigde prototype van de motortorpedo
boot TM 51 richting Hoek van Holland voer in de
avond van 14 mei, zware rookontwikkeling zag op het
terrein van Werf Gusto en er toen van uitging, dat de
Powerloods in brand was gestoken. Later bleek dat
Timmer de materialen die gebruikt moesten worden
voor het aansteken van de brand, zoals houtkrullen en
benzine verwijderd had, nadat bekend was geworden
dat Nederland had gecapituleerd en de directie bang
was voor mogelijke represailles.
Timmer werd in een ingezonden brief verdedigd door
Van Hecking Coolenbrander, die daarmee reageerde op
een publicatie in dagblad Trouw van 18 november 1946:
Onder het hoofdje van "een ergerlijk feit" deelt u
mede, dat ik op de dag van de capitulatie naar Engeland
vluchtte en dat aan mijn verzoek om de gehele loods,
waarin zich de in aanbouw torpedoboten bevonden,
in brand te steken, geen gehoor werd gegeven, met
gevolg, dat de Duitse Kriegsmarine hierop beslag legde.
Deze berichtgeving is eenzijdig en schept een
volkomen verkeerde voorstelling van Zaken. Tot
het tijdstip van overgave is het in brand steken van
de fabriek iets dat alleen kan geschieden op last
van de overheid, in casu de Marinecommandant
Schiedam. Deze heeft opdracht gegeven zulks te
doen, indien hij mij dat telefonisch zou mededelen,
dan wel indien Duitsers op de werf zouden komen.
Mijn vertrek van de werf Gusto had plaats dinsdag, 14
mei 1940, om 18: 30 uur, op welk tijdstip van de over
gave aldaar niets bekend was. Vlak voor mijn vertrek
heb ik de heer C. Timmer verzocht deze vernietiging
te willen uitvoeren, indien de Marinecommandant
Schiedam hem dit telefonisch verzocht, dan wel
Duitsers de werf zouden betreden. Deze telefonische
mededeling is nooit gekomen en tot het tijdstip der
4) Meihuizen, p.773
5) Rotterdamsch Parool De Schiedammer, 3 september 1947,
pagina 3
6) Rotterdamsch Parool De Schiedammer, 3 september 1947,
pagina 3
Scyedam jaargang 47 nr. I
7