s
95
O
z
u
a
“Geneuwer Brennereien”
Negen jaar later kwam de Duitse globetrotter Johann Georg
Forster (1754-1794) in Schiedam voorbij.26 Als elfjarige had hij
Rusland doorkruist, als achttienjarige was hij op diens tweede
reis om de wereld meegegaan en nu hij dubbel zo oud was, deed
hij op een rondtour door Engeland en Frankrijk ook Nederland
aan. En opnieuw was het in Schiedam de jeneverindustrie die
kennelijk uitsluitend de aandacht trok - van de gezichtsbepa
lende moderne architectuur (Korenbeurs en St. Jacobsgast-
huis waren intussen gereed) wordt niets genoemd. Varend van
Rotterdam over de Schie naar Delft passeerde Forster in 1790
aan de linkerhand zonder tussenstop Schiedam “mit seinen
zahlreichen Geneuwer Brennereien”, waarna een korte uitwei
ding volgt: “Man wollte uns versichern, daft gegen zweihundert
Brennereien dort eingerichtet waren, welche taglich
man’7, en in de zomer van 1781 maakte hij, in het verlengde van
een uitvoerig werkbezoek aan de Oostenrijkse Nederlanden,
zodoende ook een kleine rondreis door de Republiek, deels van
toeristisch, deels van politiek karakter18. Hij was een van de vele
vreemdelingen die, met enkel uitstapjes als naar Den Helder en
Zaandam uitgebreid, het inmiddels klassieke randstadrondje
deed: van Rotterdam naar Den Haag en dan verder. Het was per
abuis, want het doel was niet Schiedam, maar Hellevoetsluis.
In de ochtend van 9 juli ondernam Jozef in het gezelschap van
zijn Rotterdamse huisbankier Jan Karel Osy (1727-1790)19, die
tijdens zijn verblijf in de maasstad half als gastheer optrad20,
een poging (het was overigens al de tweede) van Rotterdam om
naar Hellevoetsluis te zeilen. Maar het jacht waarop de keizer
scheep ging, kwam niet ver: “eensklaps kwam er een storm op,
die hem noodzaakte te Schiedam in te loopen, en van Ontwerp
te veranderen; het welk anders was, te Water in den Haag te
koomen, over Hellevoet, den Briel, Maassluis, Vlaardingen en
Schiedam.”21 Hij zag zich zodoende gedwongen om, zonder deze
extra omweg via de voor hem als keizer ongetwijfeld interes
sante marinehaven, direct van Schiedam over land naar het
einddoel van die dag, Den Haag, te reizen, waar hij in de loop
van de middag zou arriveren22.
De Rotterdamsche Courant, die kort van ‘s keizers bezoek
verslag deed, kon in haar editie van 10 juli nog net in een post
scriptum berichten: “Men verneemt, dat Zyne Keizerlyke
Majesteit te Schiedam ingeloopen is, hebbende vervolgens
aldaar een Rytuig genomen om over Vlaardingen, Maassluis en
door het Westland de reis naar ‘s Hage voorttezetten.”23 Alleen
kwam daar uiteindelijk kennelijk toch niets van. Afgaande op
de Nieuwe Nederlandsche Jaerboeken is de keizer namelijk niet
- zoals het officiële reisverhaal stelt - direct na zijn noodlan
ding naar de hofstad gereden, maar eerst nog naar Rotterdam
teruggekeerd, “van welke plaets Z.M. na de beurs en nog eenige
merkwaerdigheden bezigtigd te hebben, de reis naar ‘s Hage
voortzettede, en in de Hofplaetse des namiddags tusschen drie
en vier ueren met een gedeelte van zyn gevolg aenkwam.”24 Hoe
dan ook: of Jozef II in Schiedam ook nog iets bekeken heeft,
vermelden de annalen niet. Dat de reis van Rotterdam naar Den
Haag niet, als gebruikelijk, over Delft voerde, kwam omdat Jozef
II daar al daags tevoren op een dagexcursie vanuit de Maasstad
op bezoek was geweest.25
oo
-T
CM
CM
IC
11 [S.F.l’Honoré], La Hollande au dix huitième siècle ou
nouvelles lettres, contenant des remarques et des
observations sur les principales villes, la religion, le
gouvernement, le commerce, la navigation, les arts, les
sciences, les coutumes, les usages et les moeurs des
habitans de cette province, La Haye 1779; voor Schiedam
p.35-38. L’Honoré wordt slechts kort vermeld als ‘Lho-
noré’ in RD.Hoefer, Nouvelle Biographie Générale, deel
XXXI, Paris 1872, kol.86.
12 L’Honoré, o.c.[33], p.35.
13 L’Honoré, o.c.[33], p.35.
14 Informatie ontleend aan R.Stenvert e.a., Monumenten
in Nederland. Zuid-Holland, Zwolle 2004, p.469-470. Si-
gal, o.c.[l], p.33-34, geeft als bouwjaar voor het torentje
1843.
15 L’Honoré, o.c.[33], p.36-38.
16 Voor beide: F.Hakstege, “De keizer die niet kwam. Het
‘bezoek’ van Napoleon aan Schiedam en de fluwelen
revolutie die eraan voorafging”, Scyedam, XLVII (2021),
p.156-160.
17 Voor zijn reizen in het algemeen zie: P.von Radics,
“Die Reisen Kaiser Josephs II. und ihre Bedeutung für
Oesterreich-Ungarn, besonders vom volkswirtschaftli-
chen Standpunkt”, Oesterreichisch-Ungarische Revue
VIII (1889), p.241-268 (1890); IX p.1-44; W.May,, “Reisen
‘al incognito’. Zur Reisetatigkeit Kaiser Josephs II”, Mit-
teilungen des Instituts für Österreichische Geschichts-
forschung, XCIII (1985), p.59-91; alsmede dez., “Die Reisen
Josephs II”, in: Österreich zur Zeit Josephs II. Mitregent
Kaiserin Maria Theresias, Kaiser und Landesfürst, tent,
cat. Melk, Wien 1980, p.82-84; J.Karniel, Die Toleranzpoli-
tik Kaiser Josephs II., Gerlingen 1986, p.127-132.
18 Voor het reisbericht: Verhaal der reize van Z.M.den
keizer Joseph II. in Holland, Amsterdam 1781 (tegelijk in
het Frans als Precis du voyage de l’Empereur Joseph II.
en Hollande, Amsterdam 1781). Zie daarover tot dusverre
samenvattend T.H.von der Dunk, “Inkognito aber stadt-
bekannt. Joseph II. auf Reisen in Holland”, De Achttiende
Eeuw, XL (2008) no.l, p.87-114; alsmede E.Hubert, Le
Voyage de l’Empereur Joseph II dans Les Pays-Bas (31
Mai 1781 - 27 Juillet 1781). Étude d’histoire politique et
diplomatique, Bruxelles 1900, p.72-86.
19 Voor de bankiersfamilie Ost: H.Hardenberg, “Het han-
delshuis Osy”, Rotterdams Jaarboekje, 6e reeks II (1954),
p.154-176. Voor Jan Karei aldaar p.158-164; alsmede
B.Westenbroek, “Het Kasteel Palenstein en zijn bewo
ners”, in: Het Huis Palenstein in Zegwaart. Historisch en
archeologisch onderzoek naar een kasteel in het veen,
Zoetermeer 1993, p.28-30. Voor de genealogische sa
menhang: “Osy”, Annuaire de la Noblesse de Belgique, VI
(1852), p.245-254; alsmede voor de voorvaderen: J.P.van
der Weele, “Een oudere generatie van het geslacht Osy”,
De Nederlandsche Leeuw, LVII (1939), p.271-273,424-425;
en voor het (inmiddels geadelde) nageslacht: “Osy de
Zegwaart”, La Noblesse Beige, 1895 deel 2, p.1736-1740.
20 Zie daarover: T.H.von der Dunk, “Keizer Jozef II en Jan
Karei Osy. Een Habsburgs wereldleider bezoekt zijn