1 i vloog de klepel over de sloot... 124 Een koster is voor mij in de eerste plaats een gastheer. Als we op vakantie waren als gezin gingen we 's zondags naar de kerk van de plaats waar we waren. En soms was er dan niemand die ons ontving, als we binnenkwamen. Daar heb ik van geleerd. Ik stond altijd bij de deur. Door de bouw van Groenoord kwamen er nieuwe mensen. Ik stond graag de nieuwe gezinnen te begroeten. ‘Welkom’, zei ik dan. Alle plaatsen zijn hier vrij. Ik was er groos mee. ’s Zondags kwam ik om 9 uur binnen. Eerst de lichten aan, deuren van het slot, de liederen op de liedborden. Tegen half 10 kwam de organist. Het werd tijd om de klok te luiden. De eerste jaren moest ik nog aan het touw trekken. Op een dag zou iemand dat wel even voor me doen. ‘Voorzichtig’, zei ik nog. Nou, de klepel vloog over de sloot in het land. De eerste tijd was Kethel nog echt een dorp. Echte Kethelse namen kwam je tegen. Ik denk het eerst aan Poot. ‘Kethel rust op Poten’, zeiden ze weleens. Het waren vooral boeren en tuinders. Steeds vaker zag je dat ze land aan het opspuiten waren. De motorcrossclub was dan al gauw bezig op het zand. Groenoord kwam heel dichtbij. Ik deed het kosterswerk naast mijn baan bij de Shell. Mijn zwager, Arnold Lankester, hielp mee, net als mijn vrouw bij rouw- en trouwdiensten. Ik kreeg er van de kerk een vergoeding voor. Het kerkhof hoorde er ook bij. Als koster moest je de putten graven, zo’n vijf kuub zand scheppen. Arnold hielp mee en mijn vader, toen hij dat nog kon. Mijn vader werkte bij de plantsoenendienst. Hij heeft nog geholpen om de joodse begraaf plaats bij de Singelkerk in de buurt te ruimen. Daar stond een rabbijn bij te controleren. Alle resten zijn naar de joodse begraafplaats in Rot terdam gegaan. In die begintijd waren er nog twee grote go- dinkachels. Dat waren kolenkachels. Op zater dagavond ging ik ze aanmaken. Dan bleven ze smeulen en kon je ze ’s morgens oprakelen. Nu is er vloerverwarming en er zijn heteluchtkachels. Er is nooit echt iets misgegaan. Een keer was ik het glaasje water bij de preekstoel vergeten neer te zetten. ‘Had ik het maar geweten, dan was ik het komen brengen’, zei ik later tegen de predi kant. ‘Had met je hand maar zo’n drinkgebaar gemaakt, dan had ik het meteen geweten.’ Ik herinner me nog een vrolijke, feestelijke dienst met veel lofliederen en zo. En toen ging de kerk uit en de organist speelde zulke sombere mu ziek. ‘Laat het orgel toch zingen’, zei ik. ‘Laat de mensen toch neuriënd naar huis gaan, dan is het zaadje gevallen...’.” W" n 1960 ben ik begonnen als koster. Ik was toen al actief in de Dorpskerk, in het jeugd werk. Toen ze een koster zochten, ben ik erop ingegaan. Wij woonden na ons trouwen in 1954 op de Vlaardingseweg in een heel klein huisje, vlakbij de Julianaschool. Toen ik koster werd, konden we in de kosterswoning. Ik heb daar 55 jaar heerlijk gewoond. Nu woont Dolf Tielkemeijer daar, de gepensioneerde predi kant. Hij wilde graag in Kethel blijven wonen. Het is een huis van de kerk. TO E tekst Lidwien Meijer

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2022 | | pagina 16