HERINNERINGEN Najaarslaan 140 Waarna er nog eenenveertig (sic) regels volgen vol gangen, paden, poorten, zalen en portalen; een flinke memoriseerkluif waar ik echter niet zo veel moeite mee heb. Maar begrijp ik ook wat ik, staande op het bordtrapje, foutloos reciteer? “Goude- ne deuren” (wat doet die e daar?) en “Een ronde poort, als blauw saffier in goud ge vat...” Dringt er iets door van de verheven religieuze symboliek? Ik denk het niet en uitleg van de meester kan ik me niet herin- worden en we ze moeiteloos uit het hoofd kunnen opzeggen. En waar komt die acht voor rekenen op mijn rapport opeens vandaan? Voortschrijdend inzicht? Dat betwijfel ik. Veeleer zijn het de trucjes en foefjes die hij ons leert toepassen: 3 x 97 lijkt een lastige opgave, maar (3 x 100) - (3 x 3) is goed aan mij besteed, waarmee ik een bijdrage kan leveren aan de winnende rij bij hoofdrekenwedstrijden. Hij heeft lak aan de klassieke staartdeling met de dubbele schuine strepen en presenteert zijn eigen vorm. Hij kalkt het bord vol en wij doen ons best om hem met oplossingen bij te houden. Het wordt lastig als we in de zesde klas weer om moeten schakelen naar schuine strepen... Was er binnen het Kuyperschoolteam geen overeenstemming met betrekking tot de didactische aanpak van het rekenonderwijs? Of is meester Van der Bor eigenwijs? Het laatste acht ik niet uitgesloten. Ik keek in de gouden heerlijkheid Van een najaarslaan, Het was of ik goudene deuren wijd Zag openstaan, Er komt een moment dat hij de vertelkunst aan zijn leerlingen overdraagt. We komen allemaal een keer aan de beurt om voor de klas een verhaal te vertellen; spreekbeurt avant la lettre.Samen met mijn oudste zus zoek ik een geschikt verhaal. Het moet spannend zijn, dus valt de keus op een spookverhaal. Al snel merk ik bij de voorbereiding dat een psalmvers of een gedicht met korte regels en rijm uit het hoofd leren niet te vergelijken zijn met een verhaal van enkele bladzijden. Ik lees en herlees en stamp de zinnen in mijn hoofd. Ik oefen, ook hardop met mijn zus als luisterend oor. En zo sta ik op een dag op het verhoogde podium ach ter de lessenaar van meester Van der Bor en begin ik een beetje zenuwachtig aan de eerste struikelzinnen De laatste regels. Ik heb het er goed vanaf gebracht, de meester maakt met een kort handgebaar kenbaar dat ik weer naar mijn plaats mag, een waarderend knikje is de beloning. neren. “Najaarslaan...”, is dat zoiets als de Kilometer- laan in de herfst in het Sterrebos? En bij een “gouden heerlijkheid” krijg ik eerder een beeld van de tompou- cen die mijn vader in de bakkerij vult met goudgele roompudding tussen het bladerdeeg en afdekt met een dun laagje heerlijk zoete, roze glazuur... Indien van goud de gangen zijn, Hoe groot moet mijn verlangen zijn, De zalen in te gaan! S ei ld De gouden heerlijkheid Het psalmvers op maandagochtend is niets vergeleken met de opdracht die we in de loop van het jaar krijgen: een gedicht uit het hoofd leren en voor de klas opzeg gen. Hij heeft gekozen voor Najaarslaan2, een gedicht van Jacqueline van der Waals, een in deze jaren in protestantse kringen bekende dichteres. Lever... lever... Wat kan die man vertellen! Als hij een wandplaat voor het bord hangt gaan we er eens goed voor zitten. Of het nou het Behouden Huys op Nova Zembla is, of Lu ther op de Rijksdag te Worms in 1521, we weten dat er een spannend verhaal komt. Wellicht zat Weideland schap bij Schiedam ook in de platenkist op de gang, maar die gebruikt hij helaas niet. Welk verhaal zou hij verteld hebben over de man op de spoelingschuit; zouden we met hem meegenomen zijn door de straten en steegjes van oud-Schiedam? <T) 2 Uit: Jacqueline van der Waals (1868-1922) - Nieuwe Verzen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 2022 | | pagina 32