27
Dat's beter werk dan op straat slenteren
tennissen, dammen, knoeien aan radio's
en nog veel meer.
Zodra het zeven uur is dendert het
gebouw van jeugdige levenslust; trillen
de ramen en knallen de deuren van ccn
teveel aan opgekropte energie die er
uit moet en hier afgereageerd kan
enmag worden.
Mcèilijk hebben deze jongens en
meisjes het. Ze weten met hun proble
men en zichzelf geen raad.
Ontzettend moeilijk maken ze het
daardoor de leiders. Volwassenen, die
op een avond het Doclegcbouw bin
nenlopen, houden het er normaal ge
sproken niet langer dan een kwar
tiertje uit. „Je wordt er gek van",
zeggen ze na die vijftien minuten.
„NXat ccn bende. Hoe kan je in zo'n
zaak in 'shcmclsnaam orde houden 1"
Maar dat zijn pacdagogcn, die veel
te zwaar op de hand zijn; die te weinig
gevoel voor humor hebben en zich
door deze herrie laten imponeren.
Maar goed, dat Karei Scholtcn, de
energieke en sympathieke leider van
dit jeugdhuis, wèl envéél gevoel
voor humor heeft. Hij mag het wel,
deze herrie en geen hónderd opgescho
ten knapen, die hèm imponeren kun
nen, laat staan, van de wijs brengen.
Scholtcn kijkt zijn vriendjes en
vriendinnetjes (ze mogen gerust „jij"
tegen hem zeggen) eens glimlachend
aan, zoekt uit wat ze op hun lever
hebben en redt dan de zaak met een
enkel woord of een kameraadschap
pelijke schouderklop.
Een geboren en een ervaren jeugdlei
der is deze Scholtcn. Op zijn duim weet
hij, hóe hij zijn jongens en meisjes
hebben moet. En opzettelijk laat hij
ze zo veel mogelijk vrij. Hij weet, dat
deze jeugd de teugel niet verdraagt en
het „bit" helemaal niet velen kan. Hij
voelt aan, dat hij ze moet laten „be
tijen". Zoals een dresseur weet, dat hij
een ongetemd jong paard eerst moet
laten uitdollcn, voordat hij hem iets
bijbrengen kan.
Zodra dit gebeurd is, zal Karei
Scholten ingrijpen. Met tact, zoals dat
een goed jeugdleider betaamt. Het
„bit" krijgen ze pas, wanneer ze er
zelf om vragen; wanneer er uit hun
midden „leiders" zijn opgestaan, die
het op zich nemen de anderen in het
dragen daarvan voor te gaan.
Voorlopig is het zover nog niet;
verkeert de jeugd en daarmee het club
huis nog in zijn „uitdolstadium".
Maar dat men op de goede weg is, valt
nu reeds te constateren.
Het bewijs? Eén dezer dagen, bij
een lichtbeelden verhaal, hebben 190
jongens en meisjes langer dan een uur
doodstil zitten luisteren en kijken.
Wanneer er cén herrie maakte, werd
hij door drie anderen de opkomende
„leiders" „vriendelijk" gevraagd
zijn „hoofd" dicht te houden".
S
Het gaat er „slechts" om, zegt de
jeugdleider, „deze jeugd bezig
heid te geven. Ze warm te laten
lopen en vreugde te doen beleven aan
het „doen" van iets. Doet er niet
toe, of dit nu biljarten, dammen, tafel
tennis of trefballen is
„Hopeloos", zeggen de pessimisten,
die gezien hebben hóe dit biljarten,
tafeltennissen, dammen en trefballen is
gegaan. „Hopeloos", herhalen die met
de grootste stelligheid, wanneer ze er
aan denken, hoe twee knapen van ccn
jaar of dertien elkaar haast óver dat
biljart hécnsloegen, een ander met een
verschrikkelijke lel het tere ping-pong
balletje „zoek" sloeg, de trefballers
net de zévende ruit doen sneuvelen en
de dammers in de léészaal, op comman
do het licht werd uitgeschakeld
zes maal veertig damstenen door de
leeszaal smeten, zodat een heel stel
jongens en meisjes met zere gezichten
rondscharrelde, toen het licht weer
aanging
Scholten weet dat ook wcLMaar hij
vindt het niet „hopeloos". Omdat hij
ook nog wat anders gezien heeft. Met
welk een élan (nat van het zweet) bij
voorbeeld deze knapen trefballen en
met welk een overgave (tong uit de
mond) ze biljarten, en dammen (met
het hoofd tussen de handen als waren
ze Piet Rozenburg zelf).
Scholten weet, dat, als hij deze
energie weet om te buigen en in goede
banen te leiden, het leed geleden is en
hij iets goeds zal halen uit en iets goeds
kan maken van deze jongens en meis
jes.
AlsMaar Scholten gelooft
al spreekt hij er niet over dat hij
het zal kunnen.
Wijin vertrouwen gezegd,
geloven dat ook. Want een clubhuis
voor de ongeorganiseerde jeugd hangt
helemaal af van wat de leider er van
maakt.
En als één het kan