I
DRIEKLANKEN
als de Zuid-Wester de
zuiverheid uit de klokspijs
gevreten heeft en met het
verstrijken der jaren de
sierlijke sprong tussen
priem en terts, tussen terts
en kwint gegroeid is tot
een kloof, waarin het
lichtvoetigste thema lang
uit neerploft aan de
rand waarvan de statige
psalm aarzelt voort te
schrijden, bang het plech
tig figuur te blameren.
Toch klimt met zijn
aangeboren goed humeur
Timmermans tweemaal per
week de toren in. (Als
hij niet ergens in Vlaan
deren, het Zeelandse of
in Gelre anderen laat ge
nieten van zijn kunst.)
Maar vanaf de eerste keer,
dat hij de hamers tegen de
klokrand liet ketsen, is
hij onverzoenlijk gebleven
tegenover deze onzuivere
en onvolledige beiaard.
Hij heeft de kans gehad
om precies te schrijven,
hoe hij het hebben wilde
in het boekje over luid-
klokken en beiaarden, dat hij in de Heemschut-reeks uitgaf.
Als onze stadsbeiaardier zijn zin krijgt, zal er veel ver
anderen op de klokkenzolder. Dan komt er een nieuwe
klokkenstoel, waarin de volledige octaven van de bassen af
zo zijn opgehangen, dat hij in zijn cabine het oor in elke
klankmenging heeft. De hoge vier maal gestreepte d moet
even helder doorkomen als de kleine c bas. Dat vraagt om
zetting van de beiaardcabine en totale verandering van op
hanging van de klokken.
Om de toren tot ideale klankbodem te maken, moeten
de klokken binnen worden opgehangen. Niet langer als
versiering en uiterlijke attractie alleen, maar als goed be
schermde stembanden van de toren moeten zij gewaardeerd
gaan worden. De omvang van de beiaard moet worden uit
gebreid door aan de basscn-kant zoveel klokken toe te voegen,
dat van klein c tot c (1) alle tonen aanwezig zijn. De drie
laagsten zijn er reeds, maar twee daarvan zijn gebarsten.
Zij kunnen door gelast te worden bij het carillon getrokken
worden, zij het met verandering van de ophanging. Er hangen
klepels in met een waterhoofd en de balans-constructie maakt
deze bij de beiaard te trekken luidklokken loodzwaar.
De geleid-planken zullen uit de galmgaten genomen moe
ten worden, want zij verhinderen nu de zang van de toren
over de hele stad.
Er is berekend, dat het f 65.000,zal kosten om deze ver
anderingen aan te brengen. Komen zij erdoor, dank zij de
ijver van het carillon-comitc en de steun van alle beiaard-
Zie vervolg op pag. 117)
ar in harmonie)
rots en kleine tertó
En dan heel van omhoog, begon het kariljon:
Een wijsje van den dag of een uit vroeger tijden,
Dat lichter dan een duif den middag in kwam glijden,
Dat dartelde in de hebt en tintelde in de %on.
fan Prins.
Aux accords penetrants d'anciennes ritournelles
Elles bercent nos coeurs pleins d'ennui; ce sont elles
Oui pansent doucement nos blessures mortelles
Jean Aloreas.
Von dem Dome,
Scbwer und bang.
Tint die Glocke
Grabgesang.
Ernst begleiten ihre Trauerschlage
Einen Wandrer auf dem letsjen 1Vege.
J. C. F. Schiller.
Oh, from out the sounding cells,
What a gush of euphony voluminously wells!
How it swells!
How it dwells
On the Future! how it tells
Of the rapture that impels
To the swinging and the ringing
Of the bells, bells, bells,
Of the bells, bel/s, bells, bells,
Bells, bells, bells
To the rhyming and the chiming of the bells!
Edg. Allan Poe.
"3