Hoc liet IN haar pas verschenen „Levens herinneringen" heeft de tachtig jarige dichteres Henriëtte Roland Holstvan der Schalk ook enige regels, zij het slechts indirect, aan Schiedam gewijd. Schrijvende over haar vader vertelt zij daarin het volgende: „Zijn voorouders waren Schiedamsc patriciërs geweest, van hun bert>cp gencverstokers of fabri kanten. Maar mijn vader was een geboren aristocraat; hij had zo het land aan het lelijke, micserige stadje, dat hij in zijn dissertatie liet drukken „van Noord wijk" in plaats van zoals gewoonte was „geboren te Schiedam". Het lelijke, mieserigc stadje.. Ik denk, dat, als de jongejuffrouw Hcnrictte van der Schalk in de tachti ger jaren bij haar oom Mart Rijnbende op visite kwam, zij onder de invloed van papa's vooroordeel zich niet eens de moeite heeft gegeven om Schiedam door haar eigen ogen te bekijken. Had ze dit wel gedaan, dan zou ze tot de ontdekking zijn gekomen, dat de jencvcrstad ondanks haar ge vestigde reputatie van zwart en on aantrekkelijk te zijn, gedeelten bezat met een eigen karakteristieke schoon heid. Ik denk hierbij natuurlijk op de eerste plaats aan de Lange en aan de Korte Haven maar dan zoals ik ze in mijn jonge jaren gekend heb, stil, dromerig met in de schemeruren een melancholie, die door niets gestoord werd. De oude, deftige patriciërs huizen, getuigend van Schiedams rijke dagen, waren nog niet aan hun oor spronkelijke bestemming onttrokken en werden nog bewoond door ge zeten Schiedamsc burgers; aan de walkant verhieven zich breed en stoer de oude kastanjebomen, die generaties onder hun bladerdak voorbij hadden zien gaan. In de gracht lag hier en daar een lichter. Er was weinig vertier. Alleen als tegen een uur de beursklok begon te kleppen en Zon dags de klokken van de St. Janskcrk begonnen te beieren, die de gelovigen ter kerke riepen, werd het levendig op de Lange Haven. Ik zie de beurs- meneren langzaam en gewichtig nog naar hun dagelijkse verzamelplaats wandelen, de ouderen deftig met de hoge hoed, de jongeren met het stijve bolhoedje. Ze liepen in kleine groepjes, ze hadden geen haast, ze hielden hun zakenpraatje vooraf, onder beurstijd was daar minder gelegen heid voor en ze gingen tijdig van huis, want als ze aan het gebouw kwamen en het klokje was uitgeluid, dan be taalden ze een kwartje boete. Alleen de graankopers uit Rotterdam met hun wit-katocncn monsterzakje aan de arm hadden er een kwieke gang in, want die arriveerden meestal op het nippertje. Van een tot twee uur was het monumentale beursgebouw het brandpunt van het Schiedamsc bedrijfsleven, wie ook maar iets te maken hadden met de Schiedamsc industrie bij uitnemendheid vertoon den zich onder zijn glazen gewelf: branders, distillateurs, assuradeurs, makelaars, kisten- en flcssenfabri- kanten, graankopers, scheepsbevrach ters; het geroezcmties van hun stem men drong als een dof gezoem naar buiten en vloeide uit over het dan verlaten beurspleintje, waar de duiven pikten naar de graankorrels, die uit de monsterzakjes hun weg naar het plaveisel gevonden hadden. Maar op mooie zomeravonden was de beurs voor ons. Dan speelden we De Beurs, gezien vanaf de St. Janstoren

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1949 | | pagina 7