HO.
aag om te winnen
l
Picter Jacob van Dijk van Mathenesse, eerste uitgever van de Schiedamse
Courant en burgemeester van Schiedam van 1864 tot 1897, hebben wij
een dezer dagen naar een oordeel over de tweede stad aan de Maasmond
gevraagd. Het interview met deze magistraat uit het jonge verleden van de
stad vond plaats in de leeskamer van het gemeente-archief aan het Oude
Kerkhof, waar de notulen van de raadsvergaderingen misschien duidelijker
taal spraken dan de geïnterviewde ooit tegenover de redactie van dit blad
had kunnen uiten. Ter verontschuldiging van de heer van Dijk van Mathe
nesse moge hier vooraf misschien worden gememoreerd, dat hij bij zijn
uitspraken nog uitging van een Schiedam, dat de vesten en de Nieuwe Haven
tot grens van de bebouwing had-, de branderij-industrie bloeide nog hoog op
en in het Oosten werd het oog van de wandelaar op de weg naar Delfshaven
en Rotterdam bekoord door met bomenrijen doorsneden landouwen. „Ziet
u enig perspectief in de toekomst", hebben wij gefluisterd tot de schim van
de burgemeester, die daar op z'n eentje in al die lijvige folianten tot op de dag
van vandaag zijn vooruitstrevende ideeën tevergeefs toetst aan het nood
lottige eigenbelang van de branders. Bij het horen van deze vraag kvjam hij
overeind van zijn voorzitterszetel in de raadszaal.
„Het is bekend dat Schiedam in vroeger jaren hoofdzakelijk bestond van de
visserij en hetgeen daaraan verwant is, zoals lijnbanen, het breien van netten en
dergelijke. Thans is er van dit alles niets, hoegenaamd niets meer over en zijn
deze bronnen van bestaan voor Schiedam geheel en al verdwenen of verloren
gegaan. In latere tijd werden hier de branderijen of jeneverstokerijen gevestigd,
waarvan ieder de geschiedenis kent, hoe zij beurtelings bloeiden of in groot verval
verkeerden. Mocht die tegenwoordige hoofdtak van bestaan hier te eniger tijd
weer aan het kwijnen geraken, dan zijn de gevolgen niet te overzien, dan ontstaat
immers een algemene achteruitgang; daarom acht ik het zo bij uitstek wenselijk
om speciaal voor deze gemeente uit te zien naar andere bronnen van bestaan.
Wij moeten hierbij iets durven wagen".
Kras gezegd voor een burgemeester, die bij leven en welzijn dit jaar 125 zou
zijn geworden. Maar hoe wilde hij zich dekken voor een financiële debacle, hebben
wij ons afgevraagd, denkende aan de steeds zorgelijke positie van de gemeentekas.
Het antwoord was er prompt.
„Omdat onze financiën slecht zijn, zegt men, moeten wij iets wagen. Natuurlijk, wagen is altijd
gevaarlijk, maar ik wil ook niets wagen, ik wenste juist, omdat de bronnen van bestaan verminderen,
er naar te streven om nieuwe bronnen te ontwikkelen. Daarbij op gunstige gesteldheden te letten, is
een eerste vereiste."
Omdat men tenslotte teveel beslag kan leggen op de tijd van een zo vooruitstrevend, maar tevens
in Schiedam miskend man als burgemeester van Dijk van Mathenesse, hebben wij ons voor het afscheid
nemen beperkt tot nog een vraag en wel die over de mogelijkheden, die er zouden liggen in een eventueel
samengaan van Schiedam en Rotterdam. Het bleek, dat we een stokpaardje van de oude heer, die tevens
ontwerper van een groot Schiedams havenplan was, hadden bereden. Uit zijn antwoord bleek duidelijk,
dat hij over het belang van Schiedam een groter belang, n.l. dat van het land zag.
„Men noeme mijn denkbeeld omtrent de vestiging ener wereldstad aan de Maas gerustelijk een
ideaal; welnu, ja, ik beoog uitbreiding van de handel van Schiedam, bij zijn gunstige ligging; en al is
dan vooreerst die uitbreiding niet zo aanzienlijk, zij heeft een begin nodig. Zij behoort aan te vangen
aan de Oostzijde van de stad om de redenen, die ik vermeld heb, aansluiting toch aan rivieren, aan
kanalen en aan spoorwegen is een eerste vereiste en die aansluiting is daar en daar alleen te verkrijgen.
Breidt Schiedam zich Oostwaarts uit; Rotterdam is in Westelijke richting Delfshaven reeds genaderd.
Een en ander kan de oorsprong zijn van een samenvoeging dier gemeenten; van een Centraal punt
voor de handel; kan deze alzo zijn welvaart meer en meer verspreiden en dit is geen Schiedams, geen
Zuid-Hollands, maar een Nederlands belang".
Zoals we nu wel weten, is het in de eigen stad echter nimmer gewaardeerd en tot verwezenlijking
kwam het alleen, toen Rotterdam zijn expansie-honger aan het Oosten van Schiedam had gestild.
II