dan jabriekóótacl Sjeen JSuperorganióatie 13 „Een betere outillage van de havens en behalve fabrieksstad, dient Schiedam niet alleen voor arbeiders, maar ook voor de leidende figuren van onze in dustrie de ideale woonstad te zijn. Dit zijn, naar mijn mening, twee punten, die bovenaan de werk-agenda van het gemeentebestuur moeten staan." ver telt notaris P. Schaberg, als we hem in z'n werkkamer opzoeken. „Het is toch droevig, dat er geen behoorlijk schip de Wilhelminahaven, laat staan de Voorhaven kan binnenvaren. Deze havens moeten -mede door de gun stige ligging van Schiedam t.o.v. Rotterdam geheel gemoderniseerd worden, waarbij een spoorwegverbinding een zeer voornaam punt is. Ook moet Schiedam, zoals in het verleden, geen gronden langs de Maas meer ruilen voor gebieden in de „binnenlanden". Evenals voor de arbeiders, dient voor de leidende figuren van onze industrie ook Schiedam de ideale woonstad te zijn en moeten deze mensen niet, zoals nu b.v., naar Wassenaar „verjaagd" worden. Als zij eenmaal in onze stad wonen, is het volkomen begrijpelijk, dat zij dan ook meer voor Schiedam gaan voelen. Ik ben er van overtuigd, dat zij zelfs liever in onze stad gevestigd zijn, dan b.v. in Rotterdam, omdat het contact met het gemeentebestuur veel gemakke lijker is dan in een grote stad, waar alles over meer ambtelijke schijven gaat. Ik ben dan ook een tegenstander van annexatie, omdat randgemeenten meestal stiefmoederlijk bedeeld worden". Na eerst nog de goede opleidingen zowel voor hoofd- als voor handarbeiders in onze stad gestipuleerd te hebben (grote bekendheid van gymnasium, H.B.S. en Ambachtsschool) betoogde de heer Schaberg, dat alleen dan voldoende recreatie-gebied en cultuur-grond beschikbaar blijft, als de uitbreiding van Schiedam niet alleen in de breedte geschiedt, maar ook in de hoogte, in de vorm dus van flat-gebouwen. „Jammer, dat die Airey-woningen gebouwd worden; het is zonde van de grond. Daar wordt te roekeloos mee omgesprongen. We zijn arm, de grond is duur; aanpassen is de boodschap en daarom uitbreiding naar boven". Als we over „De Schiedamse Gemeenschap" spreken, welke instelling de heer Schaberg zeer nuttig vindt, vormt automatisch het Culturele Centrum het onderwerp van ons gesprek. Hierover legt de no taris z'n mening niet vast in een of andere akte, maar zegt vol vuur: „Schiedam heeft met het niet aanvaarden van het Culturele Centrum de kans van z'n leven gemist. De kop van de Plantage is het punt en dolgraag had ik dit bouwwerk voor m'n huis gehad. (Notaris Schaberg woont aan de Tuinlaan). Erger nog, ik had er voor in een nauw, donker straatje willen wonen. Onze stad, die zelfs gespeend is van een groot hotel, is zo'n cultureel centrum dubbel en dwars waard. Natuurlijk, het kost geld. Maar dat zal het altijd blijven kosten, want er is geen enkele schouwburg, of er moet geld bij. Het gemeente bestuur had aan het oude spreekwoord „de cost gaat voor de baet uit" moeten denken en Schiedam nooit dit culturele centrum mogen onthouden." Ras-echte Schiedammers hebben grote liefde voor de stad gemeen, maar zij verschillen vaak evenzeer in uiterlijk als in diepste innerlijke overtuiging. Betekent dat onoverbrugbare scheiding van de individuen of van de groepen Als wij een praatje gaan maken met de heer F. Bovenberg, oud-diaken van de Geref. Kerk, oud-regent van het St. Jacobsgasthuis en beheerder van het Geref. Jeugdhuis, treffen wij bij hem zijn broer, de heer A. Boven berg aan. Deze bezet een belangrijke plaats in de Christelijke sportbeweging, maakt deel uit van de S.B.L.Ö. en is lid van de Gemeentelijke Sportcom- missie. Beiden hebben hierover uitgesproken ideeën. „Er wordt in de z.g. studiekringen, welke men aantreft o.m. in Geref. en Ned. Herv. Kringen veel voor de culturele ontwikkeling en verheffing van de leden gedaan. Zij zijn een belangrijke bestrijding van de vervlakking en de uitschakeling van de individuele werkzaamheid. Zij zijn geen kweekplaatsen van de massa-mens.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1950 | | pagina 13