^eer cle jeugd van de ótad i_, cStrydige belangen van boer en ötad Om de heer A. M. Sunderman op z'n praatstoe! te krijgen, is slechts één woord nodig„padvinder"Gelijk een goed huisvader voor zijn kinderen, staat de heer Sunderman voor „zijn" padvinders op de bres. „Het is ontzettend jammer, dat de padvinders, die de steun van elke politieke partij of kerkelijke instelling missen, geen eigen gebouw hebben. O ja, het gemeente-bestuur heeft een willig oor voor onze bezwaren, maar daar blijft het bij. Er wordt wel veel over gepraat, echter steeds zonder resultaat. Geef de jongens een stuk grond met een loods erop en de zaak is gezond. Voor een goede inrichting zorgen ze zelf wel, want zowel de welpen, als de voortrekkers en de verkenners dienen hun eigen lokaal te hebben, omdat elke groep in een aparte sfeer leeft. Doch behalve de padvinders is geen enkele georganiseerde jeugdgroep in staat iets groots op stapel te zetten. We missen hier een groot stadsplein of feesterrein, waar b.v. spelen opgevoerd kunnen worden. Het zou daarom prachtig zijn, als Schiedam over een openluchttheater kon beschikken. Dat behoeft helemaal niet zo luxueus te zijn. Met bescheiden middelen kan een amphi theater opgebouwd worden, dat aan 1000 personen plaats biedt. Het is zo nodig, dat de jeugd bij elkaar gehouden wordt, omdat, naar mijn mening, de jeugdige personen nog niet goed weten hoe het behoort. Het respect voor ouderen is volkomen zoek en het is van groot belang (ook voor hun latere leven), dat zij de meest elementaire beleefdheidsvormen in acht weten te nemen. (De goeden buiten beschouwing gelaten.) Hier ligt behalve voor de jeugd-organisaties een belangrijke taak voor de leerkrachten. En als de jeugd eenmaal in een beschaafdere vorm is gegoten, kan ook het culturele leven verder ontwikkeld worden. Zo worden mensen gekweekt, die van hun stad houden en niet, zoals de ouderen nu doen, deze ontvluchten." Waarom denkt u, dat de Schiedammers voor „iets bijzonders" bijna altijd naar Rotterdam trekkend „In de eerste plaats is de gemiddelde Schiedammer klein-steeds van begrip; men wil niet gezien worden. Ten tweede, is de service in de winkels in Rotterdam beter en ten derde is hier de ontspanning onvoldoende. En dit is toch allemaal te betreuren, want in een gemeente als de onze (niet te groot en niet te klein, waar iedereen, iedereen kent) zou het zo gezellig kunnen zijn. Schiedam is weliswaar geen mooie stad, maar het leeft en daarom moet er reclame voor gemaakt worden. Er dienen tentoon stellingen te worden georganiseerd, zodat wij anderen naar ons toetrekken. Hiermede kan tevens bereikt worden, dat middelmatige industrieën zich in onze stad vestigen. Dat is van groot belang bij de bestrijding van een eventuele werkloosheid. De vestigingsmogelijkheden voor de kleine industrie zijn groot. Laat men deze ook benutten. Het zal Schiedam zeker geen windeieren leggen." Het kon niet anders. In 1941 moest Schiedam, de toekomst van een gezonde stad met uitbreidingsmogelijkheden veilig stellend, het landelijke Kethel en Spaland annexeren. Vanaf dat moment zouden de belangen van een stad met onverzadigbare behoefte aan recreatie- en sportterreinen botsen met de gevestigde belangen van de boeren. Deze ontwikkeling moest nog sterker tegenstellingen oproepen, omdat in de periode vlak voor de annexatie in Kethel zelf zich langzaam een veran dering voltrok. Daarover kunnen wij het best de heer J. C. F. Olsthoorn aan het woord laten komen. Hij is al twintig jaar een van de pioniers van een beter gebruik van de wetenschappelijke methoden in de landbouw en de veeteelt. „Tegen de annexatie op zichzelf heb ik geen bezwaar. Natuurlijk, een stad moet huizen kunnen bouwen. Maar wat ons aan het hart gaat, is het onttrekken van de beste grond, die er in Nederland 21

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1950 | | pagina 21