U^Cleine ótad, prettige ótad
Schiedam....? Natuurlijk had hij daar zijn oordeel over. Het pijn
lijke was alleen, dat hij niet wist wat wij daarover wilden weten.
Als je het hem vroeg, interesseerden hem eigenlijk alleen maar de
zaken die met zijn „bisnis" te maken hadden. De Schiedammers, die
zich wel en de Schiedammers die zich niet wilden laten „kieken" en
verderde politie-verordeningen, die toch eigenlijk lang zo soepel niet
waren als die van Rotterdam.
Neen, daaraan konden ze hier nog eens een lesje nemen in dit opzicht. In Rotterdam waren ze,
wat dat betreft, heel wat verder. En als dit Schiedam nog eens zou annexeren, kon hij er (alleen uit dit
oogpunt al) niet rouwig om zijn.
De Schiedammers mocht hij over het algemeen wel. „Alleen, mijnheer," zei hij, „en u kunt het ge
loven of niet, is er een bar verschil tussen het ene en het andere gedeelte!"
„Zo...."
„Ja. Geef mij de Gorzen maar. Beste buurt voor een fotograaf. De mensen zijn daar makkelijk.
Niet kleinzielig. Niet stijf. Joviaal. Ze kennen elkaar daar ook allemaal zo'n beetje.
Dat is net nog zoals in het Schiedam-van-vroeger ik fotografeer al een hele tijd, mijnheer
en nu nog in Vlaardingen. Als je daar een partij foto's op tafel uitspreidt, kunnen ze je precies vertellen
„wie die en wie die is" en wat ze doen of gedaan hebben. In Schiedam is dat afgelopen. Wat dat be
treft is het een grote stad aan 't worden.
„Is 't dus een grote stad
„Neen, dat niet mijnheer. Schiedam is zo'n beetje tussen hangen en wurgen
in. Het is stijver dan Rotterdam en minder knus dan Vlaardingen. Ik ga daarom
altijd maar hier, op de Koemarkt staan. Die is net zo druk als in Rotterdam en
je ziet hier van alles. Mensen uit Rotterdam, uit Kethel, uit Vlaardingen, uit
Maassluis en verder allerlei vreemde zeelieden en dergelijke. Heel wat van hen
heb ik hier al op het plaatje gezet.
Want mag ik even eerlijk zijn, mijnheerHet kan me heus niet schelen
of het een Schiedammer is ja of neen, die ik voor de lens van mijn Russische
Leica neem.
Als het geld maar goed is
Een Schiedammer, die we als forens mogen betitelen, is de heer D. de
Bruyn. Overdag zit hij in het kantoor van het glazen fabriekspaleis van
de firma Van Nelle te RotterdamIn de avonduren is hij echter te vinden
in zijn woning aan de Julianalaan en zelden zal het gebeuren, dat daar
niet een groepje stadgenoten te gast is. Als voorzitter van de Jonge Kerk,
een van de secties van de Herv. Jeugdraad, zit de heer De Bruyn midden
in het verenigingsleven en hij weet dus alles van de moeilijkheden en mogelijk
heden, die men hierbij in Schiedam heeft.
„Hoe is de Schiedamse mens en dan speciaal de jeugd, in het verenigingsleven?" vroegen wij hem.
„In het werk van de Jonge Kerk en ook in de overige organisaties, die mij bekend zijn, is het een
bekend verschijnsel, dat men buiten een „vaste kern" de jeugd moeilijk aantrekt en „los" krijgt. Dit
geldt niet alleen voor de jongsten onder de jeugd, maar ook voor de ouderen. Het feit, dat vele jeugd
organisaties te kampen hebben met gebrek aan leiders en leidsters, spreekt in dezen boekdelen.
Natuurlijk weet ook de beer De Bruyn hiervoor wel enkele oorzaken aan te wijzen, die algemeen
van deze tijd zijn, doch: „daarnaast stuit men dikwijls op misplaatste schuchterheid en terughoudend
heid; te vaak wordt iets dat „nieuw" is met een zekere achterdocht tegemoet getreden en hoe vaak
hoort men niet het verweer van iemand die meent „een figuur te zullen slaan".
Als stad van niet te grote omvang biedt Schiedam voor het verenigingsleven zekere
voordelen.Typisch voorbeeld hiervoor is de „Jonge Kerk": in de grote steden veel
al: onvermijdelijke splitsing metais gevolg verbroken eenheid en onoverzichte
lijkheid. In Schiedam: een overzichtelijke éénheid. Men heeft ook in Schiedam
aan decentralisatie gedacht en wel „wijksgewijze". Als men dan even denkt
aan hetgeen hiervoor gezegd is over het gebrek aan leidinggevende personen,
dan weet men tevens, dat de tijd voor dergelijke maatregelen voor Schiedam
nog niet gekomen is".
„Hoe vindt u als Schiedammer uw eigen stad?" De heer de Bruyn zou hier
niet graag vandaan gaan en zijn echtgenote al evenmin. Schiedam is een prettige
stad om te wonen, zeggen zij beiden en deze uitspraak geldt dan zowel hun
contact met de andere Schiedammers als het karakter van de stad, die daar in
het Westen het gezicht van een buitenplaats vertoont.
32