gemengde gevoelend 7 belang voor de bedrijven, die zich hier zouden willen vestigen. Meteen zaten wij in een nieuw onderwerp. Wat denkt u van industrialisatie? Is Schiedam daarvoor geschikt? Geschikt zeker wel, ook al door de nieuwe industriegebieden, die zijn ontworpen en worden aangelegd. Maar het moet voor de industrie mensen aantrekkelijk worden gemaakt hun bedrijven in Schiedam te vestigen, niet alleen door een goede grondpolitiek en behoorlijke grondprijzen, maar ook door goede woongelegenheden te scheppen. En dan zal men zeker rekening dienen te houden met de arbeiders, waarover men kan beschikken. Bepaalde vakmensen zijn er zo weinig, dat er geen bedrijf moet komen, dat juist die vakmensen nodig heeft. Want die zijn dan eenvoudig niet te krijgen. Daarbij moet men wel degelijk kijken naar wat naastliggende gemeenten op allerlei gebied bieden, zoals bijvoorbeeld Vlaardingen, dat zich sterk voor industrie-vestiging interesseert. Schiedam, besloot de heer Van West, heeft grote toekomstmogelijkheden. Er is bij de arbeiders werklust, al gaat er maar dat is een na-oorlogs verschijnsel, dat zich alom voordoet - wel aanloop- en uitlooptijd verloren, die vroeger rendabel was. Er liggen gunstige terreinen voor de industrie - en Schiedam is vóór alles industriestad maar de Overheid moet begrip hebben om die gunstige factoren te benutten. Beslist. Er loopt geen vrouw in heel onze stad rond, die zoveel van die stad weet als mevrouw H. Benthem, de oud-wethoudster. En wanneer men dan ook met haar over Schiedam begint, moet men beslist niet angstvallig de klok in de gaten houden, die komt er de eerste uren gewoon niet meer aan te pas. Schiedam. Het woord roept hij haar een werveling van beelden op. Oude en jonge herinneringen die prettig en minder prettig zijn. Maar waarbij de prettige toch altijd nog zo sterk in de meerderheid bleven, dat de oud-wet houdster nog altijd glimlachen kan. Wat weer niet zeggen wil, dat zij de toekomst van onze stad alleen maar rooskleurig inziet. Vast niet. Zij ziet die zelfs met tamelijk gemengde gevoelens tegemoet. „Waarom", vragen wij en zij, na een kort moment van nadenken, zegt: „Omdat die niet komt zoals de krant van morgen, die bij je in de bus gestopt wordt, maar omdat je die moet verwerven; verdienen. Moeizaam verdienen zelfs." „Daarvoor", en ze ziet ons niet eens meer zitten; praat helemaal voor zich zelf, „heeft men krachtige persoonlijkheden nodig. Initiatiefnemers. Mensen met een vooruitstrevende inslag en een ruime blik. Mensen vooral, die niet voor een stootje opzij gaan; die iets durven te riskeren en die niet angstig worden wanneer er iets nieuws geprobeerd moet worden. Natuurlijk. Die zullen het niet alleen kunnen. Die zullen in de eerste plaats gesteund moeten worden door de gemeente. Dat moet nu eenmaal in deze tijd. Het is onmogelijk in stedelijk verband iets groots tot stand te brengen zonder dat men het zonder de gemeentelijke overheid kan doen. „Gedurende de jaren sinds de bevrijding; en ik kan daarover meepraten," zegt ze met een glimlach, „is er in Schiedam hard gewerkt. Er heerste onder de stadsbestuurders en de besten van de stad een vooruitstrevende geest, men kon het steeds weer met elkaar eens worden en er is veel bereikt. We kunnen dan ook vaststellen, dat Schiedam bij de andere steden vergeleken in geen enkel opzicht is achtergebleven." „En wat denkt u van de toekomst. Zal het dan niet nóg beter kunnen gaan," opperen we. „Ik weet het niet", is haar repliek. „Het kan in ieder geval wel. Schiedam heeft naar mijn mening heel veel mogelijkheden. En wanneer het gemeentebestuur een vooruitstrevende koers wil varen, zullen hier zelfs gróótse dingen kunnen gebeuren. Aan de andere kant echter lijden wij nog steeds onder de doem van de bekrompenheid van vroeger. U hoeft maar even in de buurten van de Raam en de Noordmolenstraat te gaan wandelen en u weet wat ik bedoel „Ja, maar waarin zit dat dan volgens u," vallen we haar in de rede. „In die typische kleinsteedse mentaliteit, volgens welke men zich telkens weer doodstaart op het kleine persoonlijke winstje en verliesje. Men blijkt in dit opzicht erg hardleers te zijn en niet te be grijpen, dat men deze particuliere belangetjes moet kunnen opofferen, wanneer het er om gaat een groot algeméén belang een kans te geven. Het spreekt vanzelf, dat er terdege rekening moet worden ge houden met de verlangens en rechten van de enkeling. Doch men moet niét zo ver gaan, deze al bij voorbaat de voorrang te geven. Het was deze „kleine" geest, die Schiedam in het verleden getekend heeft en wanneer die niet meer de kans krijgt, gaat onze stad zonder enige twijfel een grote toekomst tegemoet.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1950 | | pagina 7