WERD SPORT GEMEENSCHAPSBEZIT
4 6
Er kan achlezer, dat weet gij natuurlijk net zo goed als wij heel wat gebeuren in zestig jaar.
Neem nu „Ome Jan" eens, u weet wel, die stramme tachtiger, die elke dag gewreven moet worden met
Sloan's, omdat hij anders zijn knieën niet meer buigen kan van de jicht en de rheumatiek. Zoudt u het die nu
aanzien, dat hij eens een.„sporter" was.
Dat hij zestig jaar geleden als een kwieke jonge vent op een vélocipé gesprongen is en dat hij op die hoge
driewieler, gewapend met een pet en in een stugge sportbroek, over de Dainlaan gesnord liccft.'' Zag hem daar
eens met zijn gezellen van de wielerclub Swift, iedere Zondagochtend, wanneer het niet te koud was en het niet
regende en er geen r in de maand was, over de keien snellen. Met een snelheid van zes kilometer per uur zelfs
af en toe
Er bestaat nog een foto'tje uit die tijd. Vergeeld en niet erg scherp, maar duidelijk kun je „Ome Jan" er
nog op herkennen. Ja.toen was hij een echte kwieke vent.
NU is hij dat niet meer. Nu moet hij niets meer van de
sport hebben. Hij luistert zelfs niet eens meer
zoals een paar millioen andere Nederlanders naar
de radio, als de Nederlandse voetbalvoorhoede voor de
zoveelste maal gaat proberen meer doelpunten te maken
dan ze eigenlijk kan.
Maar. stel eens voor, dat Ome Jan nog 20 was.
In de tijd van de straalmotoren, de vliegende schijven
en de ijzeren gordijnen.
Zou hij dan onmiddellijk zijn oude sport oppakken,
op een aluminium-wielige race-fiets springen en diep
gebogen over het kromme stuur samen met de renners
van de rennersclub Schiedam zich jagend laten „vallen"
door de bochten van het trainingscircuitje van Nieuw
Mathenesse.
Vast niet. Want sinds „Ome Jan" oud en stram en der
dagen plus de sport „zat" geworden is, gebeurde er iets
met die sport. Zij veroverde bijvoorbeeld de wereld en
zij kreeg heel de jeugd, half de niet-meer-jeugdigen en
voor een kwart de vrouwen in haar ban.
Doch omdat de sport tot de grote massa ging spreken,
veranderde er ook iets aan haar karakter. Want laat ons
één ding goed voor ogen houden: In de tijd van „Ome
Jan" was „sport" een bezigheid waarvoor alleen de élite
het geld en de tijd kon opbrengen. „Jan Boezeroen" kwam
er niet aan te pas. Wanneer „Ome Jan" 's Zondagsmor
gens uittrok met zijn vélocipé, stond een andere Jan aan
de overkant van de Noordvest zijn zoveelste werkuur
vol te maken.
Langzamerhand, héél langzamerhand echter, kwam
er een kentering ten goede. Het „volk" ging de sport
ontdekken, kreeg er steeds meer tijd voor en sindsdien
heeft de zaak zich zo snel ontwikkeld, dat, als men nu
over de sport spreekt, men eigenlijk niets anders bedoelt
danvolkssport.
En.... men bedoelt „internationale" sport. Immers,