de oorlog niet beoefende, zoals volleybal en basketbal.
De laatste speelt men hier nog niet, de eerste wel en met
een enthousiasme, dat hand-over-hand toeneemt.
Het zijn zoals bij honkbal de voetballers al weer
de beoefenaren van bestaande sporten, die hiertoe het
initiatief namen. Te weten de handballers en de korf
ballers. En ook hier was het weer de moderne mentali
teit die hen dwong. Want wat was het geval: De trainers
konden maar geen belangstelling wekken voor de ver
moeiende en langdradige indoor-training. Zij zagen de
animo dalen en in hetzelfde tempo hun clubs op de rang
lijst; toen zij alleen nog een handjevol doorzetters over
hadden en begrepen dat het zo niet langer ging, riepen zij
een spel volleybal te hulp. En ziet! Het vlugge,
vinnige spel, dat alles van het reactie-vermogen vraagt
en een veel intensere training vormde dan alle mogelijke
„ernstige" systemen, trok in een ogenblik de zalen vol
en de ploegen op de ranglijst op.
Waarbij het ons weer helemaal niet zou verwonderen,
wanneer deze „hulpsport" in de toekomst de moeder
sporten zou gaan overtreffen.
Vervolg van pag. 43)
opgedaan. Maar heeft hij de gaven en de mogelijkheden
om tot het wezen van het toneelspel door te dringen en
vanuit dat wezen zijn regie-lessen op te bouwen? Nee!
Hij is Eenoog, leider der blinden. Daarom is innerlijke
onzekerheid de voornaamste spanning, waarmee de
amateur in doorsnee bet toneel betreedt, al dan niet ge
compenseerd door een mentale injectie van de regisseur
of door de wetenschap, dat het andere keren ook gegaan is.
Zijn wij ernaast, als wij de wil tot het kwijtraken van
deze innerlijke onzekerheid de voornaamste drijfveer
achten, die de amateurtoneelspelers van Schiedam in
groten getale naar de avonden van Arend Hauer brengt?
Hauer is de doker, die zijn menseD bezweert hun ogen
open te sperren, niet alleen om sterkere expressie te krij
gen, maar nog meer om zichzelf van reacties en belevingen
bewust te maken.
Stuk voor stuk weten zij, dat zij in hem een man ge
vonden hebben, die hen zal leren de acteerkrachten in
zichzelf los te maken en te ontwikkelen, zodat zij met een
zeker gevoel op de enig juiste manier te spelen het toneel
kunnen betreden.
Want het is hun in die paar lessen wel duidelijk geworden,
dat er maar één manier is om toneel te spelen, n.l. de
goede. De goede, die van de speler vraagt, dat hij zich
geheel inleeft in de situatie, waarin hij verondersteld
wordt te zijn. Hij moet de glans van leven geven aan zijn
uitbeelding. Die glans ontbreekt volkomen, als hij
menend geheel alleen in huis te zijn zonder meer „ja"
roept, als er plotseling op de deur wordt geklopt. Neen,
dan gebeurt er iets in zijn binnenste. Dan is er verwonde
ring, angst, twijfel, en die moeten door de toeschouwer
uit zijn reacties blijken.
Wat Arend Hauer van zijn mensen verlangt is, dat
het „mensen" zijn; vooral op het toneel. Hun innerlijke
conflicten moeten voor de toeschouwer merkbaar zijn.
Zij moeten zo geconcentreerd kunnen werken, dat zij aan
vankelijk niet horen, dat er geklopt wordt, maar toch
lichamelijk laten blijken, dat er in hun onbewuste iets is
gebeurd.
Zij moeten vergeten, dat zij weten wat er komen gaat.
Zij moeten van ogenblik tot ogenblik menselijk (en dus
onbekend met de toekomst) zijn; van ogenblik tot ogenblik
Perspectieven.
De toekomst. Daar zal „Ome Jan" niet veel meer over
te zeggen hebben. Maar wel kan hij ons iets leren. Dat
wij niet zo zelfverzekerd op onze sportfoto's moeten gaan
staan als hij eens deed. Want zo goed als hij met zijn
klak en zijn kuitbroek er voor onze begrippen belache
lijk uitziet; zo goed zou dat met ons het geval kunnen zijn,
wanneer het geslacht van 60 jaar verder onze foto's in
handen krijgt.
Welke sportenen in welke vorm dat geslacht zal be
oefenen? Wij weten het niet. Al kunnen we niet anders
aannemen, dan dat de meeste sporten zich wel zullen
handhaven. Maar dat er ook in de sport nog heel wat
veranderen en heel wat groeien zal, dat kan iedereen,
die geen „Ome Jan" wil zijn, met een gerust hart aan
nemen.
En met een enigszins ongerust hart zal ieder, die in
onze stad het sportzalen- en sportvelden-probleem moet
helpen oplossen, deze ontwikkeling tegemoet zien
al naar de loop der op hen afkomende gebeurtenissen
handelen. En het gekke is: het lukt hun.
In een klein zaaltje, dat in niets herinnert aan het
knusse decortje met de intieme belichting spelen zij
plastisch een stukje stil spel, dat vaak verrassend echt is.
Iedereen krijgt een beurt. Er is niemand, die zich geneert
om het te proberen, al zijn er die het zo snel mogelijk
achter zich willen hebben en daarom veel te haastig zijn.
„Rustig, vooral de tijd nemen. Het moet gespeeld worden."
Arend Hauer zegt naderhand niet: „U had naar de deur
moeten kijken op dat moment", of „U had in angst van
uw stoel moeten opstaan". Hij herhaalt steeds weer de
essentie van de situatie, waarin de speler zich bevindt.
Hij bezweert hem de deur, waarop straks geklopt zal
worden, te vergeten, want de speler weet immers niet,
dat er geklopt zal worden. Hij laat het uitwerken van de
situatie geheel aan ieder persoonlijk over. Daarom is elk
optreden anders. Zo verloopt repetitie na repetitie. Lang
zamerhand wordt een situatie opgebouwd en uitgebouwd
tot een reeks van reacties, van spanningen en ontspannin
gen.
„Denkt u zich in, dat u zit te werken, terwijl er on
verwacht geklopt wordt door iemand, in wie u een goede
kennis veronderstelt. U heeft dus een conflict tussen het
loskomen uit uw werk en uw blijdschap over zijn komst.
Speelt u dat eens."
Onder het oog van tientallen mede-leerlingen spelen de
amateur-acteurs van Schiedam deze situatie. De een
leert van de ander. Men critiseert en concludeert. Men
krijgt besef van de mogelijkheden, die men in zichzelf
draagt om een nieuwe werkelijkheid te scheppen. Men
voelt, dat deze lessen van deze pionier Arend Hauer een
einde kunnen maken aan de innerlijke onzekerheid. Men
weet, dat deze lessen voor het Schiedamse Amateurtoneel
een nieuwe, een revolutionnaire periode hebben ingeluid.
Als het goed is zal de eerste proeve van het werk gegeven
worden in het „Spul van Joncker Franssen Oorlog".
Maar eer het zover is, zullen wij nog wel eens van
Arend Hauer horen. Voorlopig repeteert hij nog niets
anders dan situaties, waarin de mens slechts zichzelf
moet zijn, werkend tot laat in de nacht en verrast door
een klop op de deur in het geheel verlaten huis.