132 men vaak elk inzicht in de eigenaardige moeilijkheden, waarmee zij haar revo lutiejaren doorworstelt. Zelf lijkt zij de bandeloosheid te smaken, maar zij voelt zich verlorener naarmate haar de ongebonden vrijheid eenzamer maakt. Zij wil gelukkig zijn. En waarmee doen anderen zich gelukkig voor, die van hun vrijheid heten te genieten? Zij kleedt zich als die anderen na werktijd aardig aan. De lipjes wor den zoals die van de anderen wat aangezet en alle intuïtie van het „ewig weibliche" zit ook in haar hoofd en vingers om van zichzelf een „aardig ding" te maken. Er is een nieuwe fiets en er is het praatje met een vriendje of met de vriendjes. Juist dat praatje met de vriendjes; juist dat verlangen naar de ander; juist die verliefdheid, die een eind zal maken aan de idylle van „de leukste tijd van je leven". Want daarachter ligt het trouwen. Daarachter ligt het sloven of het ver slonzen; daarachter zijn de kinderen, daarachter ligt de zorgelijkste tijd van je leven. Zo was bet thuis immers ook. Als een vale fatalistische Franse film zal haar leven afrollen naar een ontevreden einde. Het zal nog slechts reliëf krijgen door de vaste dosis droomwereld, die het boek uit het „biebje" of de stuc-werk-rijkdom uit de „bios" haar verschaft. jMaar er is een coupure aangebracht in die film. Plotseling en nadrukkelijk. De levensdraden van ontelbare jonge meisjes zijn uit de handen van het Noodlot getrokken. Niet langer zullen de meisjes aan het eind van de puber teit blind tasten in een vrijheid, die zij niet aan kunnen en in een wereld, waarin zij hun plaats niet begrijpen. Twee gidsen zijn hun in de lieve han den gestopt en daarmee zullen ze zelf het leven aan kunnen; het gestalte geven naar die twee revolutionnaire voorbeelden „Mater Amabilis" en de „Zonnebloem". Beide patronen voor het borduur werk van hun leven zijn geïnspireerd door mejuffrouw Schouwenaars, een Vlaams sociaal werkster, en psycho loge, die in haar arbeid steeds weer botste tegen de totale ontreddering van vele vrouwen en meisjes in deze tijd, die in naam gelijkgerechtigdheid bracht, maar die in diepste wezen een mannen-maatschappij bleef. Zij be greep, dat het meisje van deze tijd moest groeien in de volle rijkdom van haar vrouw-zijn door oplossing van de problemen, die zich opstapelden in een structuur, die met haar eigenlijke be hoeften geen rekening hield. Zou zij deze problemen zelf in positieve zin hebben opgelost, dan zou de duivelse cirkelgang doorbroken zijn. Dan zou er voor haar een leven vol beste jaren zijn, ook al zou zij „best" anders leren verstaan, dan zij tot nu toe deed. Zij begon niet onmiddellijk met een afgerond systeem. Nee, strikt-weten schappelijk beproefde zij eerst ver scheidene methoden in kleine kring in de practijk. Toen zij 10 jaar ervaring had, stond het voor haar vast, dat een gebonden vorm van opleiding tot het „vrouw-zijn" de beste kans van slagen had. Niet langer het vrije jeugdwerk, dat niet die gebondenheid had, waarom het vrouw-wordende meisje vroeg. Hoe vreemd het mocht klinken, de meisjes hadden er niets op tegen naar „school" te gaan, mits dit begrip ontdaan was van kinderlijke orde- en gezagsmaat- regelen, maar alles had van een in stituut, waar zij wat konden opsteken voor hun leven. Bovendien konden zij aan het eind van hun schooltijd posi tieve resultaten tonen in het diploma, dat hun werd uitgereikt. Zo ontston den in het Zuiden van ons land door haar werk de Mater Amabilisscholen voor Katholieke meisjes. Deze namen zo'n vlucht, dat zij de aandacht op- Leuk gekleed en vlot opgemaakt, brengen ze liun avond door met een praatje, een flirtje of een „blosje". De vrienden hangen wat of draaien shag. Zij is een prinsesje in de leukste tijd van haar leven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1950 | | pagina 12