Öat mij opviel en) IN SCHIEDAM IN de drie jaar, dat ik nu zowat dagelijks het grondgebied van Schiedam heb betreden, ben ik me steeds meer gaan verbazen over het onloochenbare feit, dat deze niet alleen nationaal, maar zelfs wereld bekende stad voor de niet-inboorling practisch terra incognita is. Ware dit oord slechts te bereiken door een paar weken op de rug van een kameel te gaan zitten of enige oceanen over te zwalken, het zou vanzelfsprekend zijn. Of misschien ook wel weer niet, gezien het gezegde van wat je ver haalt is lekker en het ronddolen van toeristenhorden in Honoloeloe en Staphorst. Hoe het ook zij, Schiedam is zelfs voor de honderdduizenden Rotterdammers, die om zo te zeggen naast de deur wonen, alleen maar een oord, waar men jenever, tramkaartjes en als het zo eens uitkomt, voetbal kampioenen maakt. Dat ze met lijn 4 of 8 voor één schamel dubbeltje een oord met diverse toeristische attracties kunnen bereiken, nu, daar hebben zij practisch zonder uitzonde ring geen weet van. Want een feit is en blijft het, dat, niettegenstaande er ettelijke duizen den mensen op weekdagen in en uit Schiedam stromen en soms ook op Zondag als Hermes of S.V.V. thuis speelt, die drommen komen er voor zeker vijf en negentig procent of op doorreis, óf voor hun boterham, óf om te zien trappen tegen het bruine monster. De rest tenslotte pleegt familiebezoek, gaat uit vrijen of naar de bioscoop. Dat ze voor die verschil lende doeleinden nu toevallig in Schiedam moeten zijn, dat laat die duizenden, die trouwens practisch steeds dezelfden zijn, gewoonweg Sibe risch. Overdreven zegt U? Geenszins. Een stad als Schiedam gilt mijns inziens om een Vereniging voor Vreemdelingen-Verkeer, maar of die er ooit komt meen ik sterk te moeten betwijfelen. Zulks heeft de historie van het Cultureel Centrum me wel geleerd. Als me ooit iets volkomen duister is gebleven dan is het wel de door een deel der Schiedammers gevoerde actie tegen dit plan, naar de uitvoering waarvan Schiedam toch ook zat en nog zit te snakken. Maar ja, ik ben Rotterdammer en dan heb je wel geleerd niet tot op het merg van je botten geschokt te zijn als er eens iets gesloopt wordt. Zeker niet als het om een paar bomen gaat in ruil voor een direct daarna neer te zetten gebouw. Toch wilde ik van die protest actie wel eens iets meer weten en aan gezien de Plantage toevalligerwijs door mij nog steeds niet goed bekeken was ben ik toentertijd eens op een Zater dagmiddag opnieuw naar mijn werk stad getrokken om te ontdekken of het (protesten)sop de (Plantage)kool nu werkelijk wel waard was. Welnu, de Tuinlaan bleek al dade lijk herinneringen bij me op te roepen aan een welhaast vergeten oerver- velende vacantie in het Moerdijkse Willemstad. Vervolgens kuierde ik de Lange Nieuwstraat af, waarvan de bebouwing me helemaal niets deed en zeeg ten slotte op een bankje midden in het door de protesterenden zo fel verdedigde en welhaast lyrisch bezongen lustoord neer. Ik keek en 'keek en, ja, het hoge woord moet er uit, het was meof ik in het tuintje op het Rotterdamse Heem raadsplein zat. Nou, nou, zo dacht ik, in zoiets poten wij bij ons zonder enig misbaar een stelletje nood winkels en ruimen eventueel het hele zaakje op als er soms in die buurt een parkeerterrein voor autobussen nodig is. Die Schiedammers toch! bepeinsde ik, inwendig grinnekend, toen ik naar huis tramde ze zouden er toe in staat zijn, om, als ze ooit een V.V.V. rijk worden, de toeristen vol trots hun kostbare Plantage te laten zien, gered uit de schennende handen van dol geworden nieuwlichters. En dan weer zeggen, dat die V.V.V. ook maar niks was, want je kreeg toch op de duur geen kip naar Schiedam Laat ik nu in de afgelopen zomer op nooit vermoede wijze mijn theo- 126

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1950 | | pagina 6