HETLAND
'N GEVELSTEEN
Het land van belofte
i
I58
Het huis is iveg, maar de gevelsteen is er nog
NIET veel gevelstenen bezit Schie
dam nog en de weinige her
inneringen aan een kleurrijk
verleden zijn voor het merendeel nog
ondergebracht in de gewelven van
het Stedelijk Museum, waar ze de
bezoekers van nu en later blijven ver
tellen van een tijd, die ook in het
dagelijkse leven nog ruimte liet voor
de poëzie. Een van de meest bekende
gevelstenen is „Het Land van Belofte",
waarvan de herkomst niet geheel
duidelijk is. Deze steen sierde eenmaal
een huis, dat gestaan heeft in de
Lange Kerkstraat tussen de Broers-
vest en het Broersveld. Vermoedelijk
werd de steen in de zestiende eeuw
geplaatst. Hoe goed „Het Land van
Belofte" tot de verbeelding sprak
moge blijken uit de gelijknamige be
naming van de gehele buurt, waarin
het huis stond. Honderden jaren was
het in Schiedam een bekende klank.
De blindgeworden Schiedamse
dichter Willem Levinus Penning (1840
1924) wijdde in zijn bundel „Sint
Jans-Lot" twee verzen aan „Het
Land van Belofte". Uit het laatste
gedicht blijkt, dat de gevelsteen in
de laatste helft van de negentiende
eeuw werd verwijderd en waarschijn
lijk in particuliere handen terecht
was gekomen. Het beroep van Penning
op de eigenaar om deze brok oud-
Schiedam aan het museum te schen
ken, schijnt wel weerklank te hebben
gevonden
„Het Land van Belofte" is niet de
enige wandeling door het Schiedam
van zijn kinderjaren, waarop de
dichter Penning zijn (weinige over
gebleven) lezers meeneemt. Als telg
uit een van de oudste Schiedamse
geslachten de Pennings waren
nauw geparenteerd aan de families
Pigeaud, Fabri en Nieuwland
bezat de dichter een grote liefde voor
zijn geboortestad, wie hij met de
bundel „Sint-Jans-Lot" een geschenk
bood, dat thans, na zoveel jaren,
op nog grotere waarde kan worden
geschat dan toen hij deze in 1906
voltooide. Verweven in een dichter
lijke weergave van het negentiende
eeuwse Schiedam vindt de lezer er
tal van belangwekkende historische
bijzonderheden in vermeld, die jammer
genoeg te weinig bekend zijn.
Stem uit een ouden gevelsteen
Van onder die groene boompjes
Het veld in der Broedren vroom
Naar 't pad waar de Kloosterheere
Ter Vest in het Broederhuis koom';
Van onder die groene boompjes
Langs dezen gevelsteen,
loert menigeen watertandend
Naar 't Land van Belofte heen.
Van onder die groene boompjes
Heb ik het niet verder gebracht
Dan tot de geheelde Druiven,
Des levens verheelde vracht;
Van onder die groene boompjes
Gesukkeld in vleesch en gebeent,
Sta 'k hier met den Trossenverbeelder
Als meêdragend makker versteend.
Van onder die groene boompjes
Oü kloosterbuurt ingetreên,
Wat loert gij, o druivenlezer
Naar deze verbeelding heen?
Van onder die groene boompjes
Het veld met zijn dwaalgangen in,
Draag het groen der jeugd in uw herte
Naar 't Klooster eeuwige Min.
II
Stem uit de verte
Lange Kerkstraat ten eind bij de
boompjes,
Broersveld in naar 't Heerenpad heen,
Hoorde ik eenmaal den Gevelsteen
zingen
Die sedert om het hoekje verdween.
Steenhezitter, weersta de Vandalen!
En off'rend hun schijntje van goud,
Ruil (voor derde stem) teek'ning
of kiekje
Van wat ge uw Museum vertrouwt!
En, veld! daar men vaart groef en
dempte
Buurt, waarachter de Lijnbaan nog
loopt
Daar aanschouwlijk een Huygens
van dichtte,
Zijn uw tallooze Gangen gedoopt?
Willem Levinus Penning