Hij is verdeeld in vroeger en nu.
l82
stemming gekomen. De stenograaf dreef
met tafel en al de trappen van het stad
huis af, ivaardoor de notulen verloren
zijn gegaan. Slechts in de volksmond is
het verhaal bewaard gebleven. Laat uw
reporter er nu het zwijgen toe doen, om
het beeld te doen spreken voor zichzelf
Gelukkig, die man houdt eindelijk
zijn mond. Daar zie ik een wagen met
bekende gezichten. „De Schiedamse
Gemeenschap, beter dan ooit!" Het
is een propaganda-wagen voor het
Gemeenschapsblad.
Op de helft „vroeger" zitten vijf
man rond een tafel. Zij praten over
alles, behalve over het blad.
Op de helft „nu" wordt een diagram
in beeld gebracht, dat de functie van
de 33 hoofdredacteuren, van de 167
chef-redacteuren en der 904 eindredac
teuren, alsmede van de 12.008 mede
werkers duidelijk maakt.
„Dit blad verschijnt driemaal daags,
dank zij de hartelijke en inzichtrijke
medewerking van het Gem.-Bestuur,"
lees ik op banderolles langs de wagen.
Onmiddellijk daarachter volgt ech
ter een wagen van de P.T.T.
„Wij weigeren meer dan een num
mer per bestelling te vervoeren", heet
het daarop. Wij zijn er niet voor hun
plezier. Het blad is ons te zwaar".
Toen ik het woord „zwaar" zag,
schrok ik op uit mijn trance. Ik was
er mij van bewust, dat er nog een
niet-zo-zwaar artikel voor dit blad ge
schreven moest worden. Ik voelde, dat
de opmaker weer met een gezicht
van veertien dagen onweer zou rond
lopen, als de kopij niet op tijd binnen
was. Voor mij lag de kaart van Schie
dam met een duidelijke dikke zwarte
lijn in de buurt van de Broersvest. De
koekoekklok tikte met ambtelijke
securiteit haar tak.
In het Rotterdamsch Nieuivsblad van 30 De
cember vonden ivij volgend artikel over een
tekort aan gemeenschapszin in onze stad.
De Schiedamse bevolking is een conglo
meraat van echte Schiedammers, hier
geboren en getogen, en van duizenden, die
zich, vooral na de jaren 1920, hier hebben
gevestigd en die nooit echte Schiedammers
zullen worden, maar die, in aantal, de oer-
Schiedammers overvleugelen. Schiedam
heeft al lang de intimiteit van de kleine stad
met een bevolking, die besef had voor
gemeenschapszin, verloren, en degenen,
die zich hier hebben gevestigd, hebben nog
niet voldoende gemeenschapsbesef kunnen
opbrengen om geheel te staan achter het
werk van de nog zo jonge Stichting De
Schiedamse Gemeenschap. Zodat deze ge
meenschap een prachtig stuk werk heeft te
verrichten. Dat het bestuur dit volledig
beseft, blijkt wel uit datgene, wat is ge
presteerd, en dat geheel is gericht op het
aankweken van gemeenschapszin. Het
mooiste bewijs is wel de Vacantie-feestwcek,
die, letterlijk, voor elck wat wils bood en
waarbij de gevoelens van hen, die prin
cipieel voor het handhaven van de Zondags
heiliging zijn, volledig werden gerespec
teerd. En wat te zeggen van het Culturele
Centrum, dat er toch nog zal komen. Ten
minste, als er geen roet in het eten wordt
gegooid. In 1949 kon de Gemeenteraad
geen vrijheid vinden, medewerking te ver
lenen aan de bouw van een Cultureel Cen
trum door de Stichting De Schiedamse
Gemeenschap, en dat, terwijl Schiedam zo'n
grote behoefte daaraan heeft. Het plan
werd iets gewijzigd; er werd nader overleg
gepleegd en dit jaar wilde de Gemeenteraad
wel zijn medewerking verlenen. Met de
bouw zou reeds zijn begonnen, wanneer
van enkele zijden geen protesten waren
gerezen en nu is het maar afwachten, of
die de bouw definitief kunnen verhinderen
dan alleen maar uitstellen. Gaat de Stich
ting De Schiedamse Gemeenschap op de
ingeslagen weg voort en blijft zij vooral
„aan de weg timmeren", dan kan het niet
anders of de Schiedamse burgerij zal meer
begrip krijgen voor het werk van deze
organisatie en zal er meer gemeenschaps
besef worden ontwikkeld, tot heil van de
gehele stad en zijn ingezetenen.
In de rubriek „In onze ogen''' Nieuwe
Schiedamsche Courant van 16-1-'51 schrijft
Persoog een interessante vergelijking, die wij
onze lezers niet willen onthouden.
Twee beelden uit het Schiedamse leven;
Zondagmiddag op de Damlaan of de Ha-
vendijk. Binnen de omheining een schaar
van supporters; daarbuiten tientallen
soms honderden die trachten flitsen van
het spel op te vangen. Binnen de lijnen
twee en twintig spelers die heten voor
hun eigen genoegen te spelen, waarbij dan
de supporters-schare en het vreemdelingen
legioen der sensatie-lustigen tegen betaling
mogen toekijken.
Prijs der plaatsen voor een goede over
dekte zitplaats minstens f 1.50. Aantal toe
schouwers per Zondag per week gemid
deld 3000.
Maandagavond in de Kerkstraat. Binnen
de muren van de Grote Kerk een groep
van enkele honderden muziekliefhebbers.
Daarbuiten geen enkele, die tijdens het
passeren een ogenblik blijft staan om te
luisteren. Op het Oude Kerkhof geen
troepjes nieuwsgierigen, die in de stilte
tussen de steunberen van het kerkgebouw
iets trachten op te vangen van deze prach
tige muziek door de heldere avond.
In het koor een honderd musici, die da
gelijks zich oefenen om het beste te geven
wat er te geven valt. Als dirigent een man,
die door zijn bijzondere gave, door een
lange studie, door eindeloze moeilijkheden,
door vele reizen, door vele teleurstellingen
gekomen is tot de belangrijke positie. Hij
is gevierd in Parijs en Amsterdam. In
Spanje, Zwitserland, Ierland, Denemarken
en België heeft hij orkesten geleid en zijn
gehoor avonden van machtig genieten ge
schonken. Als solist een Nederlander, die,
nauwelijks 18 jaar, een prachtige carrière
begon als violist; die triomfen heeft gevierd
in het buitenland voor volle zalen; die zijn
spel liet vastleggen op gramofoonplaten,
die tot luisteren dwingen, omdat het spel
eerlijk en direct is. Nu even 50 jaar en tot
volle wasdom van muzikaal kunnen ge
komen.
Prijs der plaatsen voor een goede zit
plaats 75 cents.
Aantal toeschouwers per Maandag
vijf in het jaar ten hoogste 500.
Het beste en edelste wat een toondichter
kan uitdrukken aan menselijke gevoelens
en verheven gedachten, door serieuze nooit
in training verslappende artiesten ten ge
hore gebracht, staat nog niet op een hon
derdste gewaardeerd van datgene wat
weliswaar een voortreffelijk tijdverdrijf en
een opvoedkundig middel kan zijn, maar
dat practisch geen moment 'n beroep doet
op de ontginning van datgene wat de mens
kan verheffen tot zijn volle geestelijke
adeldom. Is de conclusie „Arme stad" on
juist?