m- ^rnKPAARO/Pcf DIT.., DAT.., van alles wat l86 t HET nieuwe jaar binnentreden wil zeggen, dat we veel handen schud den en een menigte van goede wensen uitspreken. Op de eerste Januari van het jaar 1951 hebben we het met des te meer genoegen gedaan, omdat we weten dat we de vriendenkring nauw aaneengesloten dienen te houden in deze benauwende tijden. In ons maat schappelijk bestel begint de gemeen schap meestal bij de gemeente, zodat het ons oprecht kon verheugen, dat de rij van bezoekers ter Nieuwjaars receptie bij burgemeester en mevrouw Peek zo groot was en dat de gezichten zich niet beperkten tot de kring van overheidsambtenaren of notabele bur gers. Ook verenigingsbestuurders van uiteenlopende pluimage waren door de beslikte Hoogstraat komen waden om daar boven in het museum de eerste burger van de gemeente een goed Nieuwjaar toe te wensen. DE eerste Januari is vaak ook de dag van de gaande en komende man (of vrouw). Van de komende be merken we meestal niet meer, dan dat hij of zij bij het afscheid aanwezig was. Maar de gaande als het waarnemen van een functie op een wijze is geschied, zoals door juffrouw Bok, de scheidende directrice van de Gemeente-Biblio theek, dan wordt er heel wat beroering door verwekt. In de nieuwe agenda van verscheidene stadgenoten en niet- Schiedammers stond voor 2 Januari de afscheidsreceptie genoteerd, 't Ge bouw aan de Lange Haven is allang te klein om alle boeken, die er onder leiding van mej. Bok vergaard zijn, te bevatten, laat staan dus al de bezoe kers, die bijna de hele dag door even langs kwamen om de scheidende direc trice te vertellen hoezeer men haar werk op prijs had gesteld. „Bedankt voor alle lof", zei juffrouw Bok, die een slecht spreekster is (zo ze zegt) en zichzelf zo goed kent (dat zegt ze ook). „Neem het er nu verder maar eens rustig van", kreeg ze als goede raad mee en als stimulans hiertoe stond er een radio en een pick-up met platen. Of het voldoende zal zijn? "OEN instelling als het Handels- 'Entrepot in de Lange Nieuwstraat, die honderd jaar bestaat en dan toch nog vrijwel onbekend is bij de meeste Schiedammers't Lijkt ondenk baar, maar had er voor het aanbreken van 1951 de Schiedammer maar eens op na gevraagd. Nu is het wel iets anders geworden, want het eeuwfeest is aangegrepen om er het een en ander over te publiceren en er een receptie van te houden. Ijverig is er gespeurd in oude boeken en papieren om er iets uit los te peuteren over het verband tussen de werkzaamheid in het entre pot en de stedelijke economie. Hoewel er stof genoeg in moet zitten om een dissertatie over te schrijven, kwam er tot dusver niet veel meer te voorschijn dan de grote betekenis die Schiedam als opslagplaats van koloniale goederen nog ver in de negentiende eeuw heeft gehad. Om bij de economie nog even te ver wijlen. In het begin van de maand trad de Kamervan Koophandel voorde Beneden-Maas weer als zelfstandig lichaam naar voren. In de eerste ver gadering in het Handelsgebouw te \laardingen is er de vreugde over uit gesproken en terecht, want waar kunnen de belangen van de industrie langs de Beneden-Maas beter worden behartigd dan in een eigen Kamer, die oog heeft voor de mogelijkheden, welke hier naast de Rotterdamse grootstad bestaan. Wie in de bioscopen het journaal gezien heeft, dat begin 1951 een terugblik gaf op het afgelopen jaar, heeft bemerkt, dat in het geestig geheel ook Schiedam een plaatsje gekregen had. Dit dankten wij aan de viering van het 675-jarig bestaan van onze stad, waarbij Polygoon aanwezig was. Ook onmiddellijk na dat feest was er een flits van de feestviering in de bioscoop-journaals. Tweemaal dus in vrij korte tijd kregen alle bioscoop-bezoekers in Nederland (en dat zijn er zeer velen) gedurende een week lang een beeld te zien van wat er leeft in Schiedam. En heeft via de radio Nederland niet iets mogen horen over onze va- cantie-week? Dit zijn op zich zelf maar kleine dingen, doch niettemin van zeer groot belang voor onze stad. Heel Nederland heeft gezien en gehoord dat Schiedam leeft en dus geen dooie stad is. Hoe werd dat bereikt? Doordat alle verenigingen, samengebundeld in De Schiedamse Gemeenschap, een kracht hebben ontplooid waaraan niet te weerstaan is. Waarmee ik maar zeggen wil: alléén bereiken we niets, samen kunnen we alles bereiken. Die samenwerking moet het stokpaardje zijn, dat we allen zonder uitzondering moeten gaan berijden. De successen liggen dan voor het grijpen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1951 | | pagina 18