bootwerkers, die soms 36 of 48 uur
aan een stuk werkten, met schaft
tijden van een half uur en dan een
weekgeld hadden verdiend, zodat zij
een paar dagen konden uitrusten van
het zware werk. Die rust zochten zij
op de rivier, want de meeste boot
werkers hadden zelf een bootje, waar
zij mee uit spelevaren gingen, of vissen,
of peuren.
Hoe die grotere schepen in de Voor
haven kwamen? Die werden binnen
gesleept door twee sleepboten, de
grote en de kleine Mentor.
Het graan werd gelost met manden;
de balkenboten gooiden de balken
zonder meer over boord in de haven
en daar door de vlotters tot vlotten
gemaakt eij weggesleept. Een gevaar
lijk werk, maar een boeiend schouw
spel.
Het Hoofd zelf, met zijn Schrei-
huisje, werd aangedaan door allerlei
schepen, die vracht- en passagiers
diensten onderhielden met allerlei an
dere plaatsen langs de rivieren. Er
waren de Pernisse, de Vlaardingse,
de Brielse, de Beijerlandse, de Bom-
melse boot, en de boot naar Hoek van
Holland, die een of meermalen per
dag meerden, goederen laadden en
losten, passagiers aan- en afvoerden.
Personeel van Engering of Dries Kos
ter hielpen bij het meren.
Het Hoofd had toen knusse café's
en gezellige winkels, die beste zaken
deden en aan schippers en zeelieden
goede klanten hadden. De meeste
winkeliers en caféhouders spraken
vreemde talen en de opschriften op
de ruiten wezen erop, dat Het Hoofd
een internationale buurt was. Er
waren twee zeilmakerijen en daar rook
het altijd lekker naar teer. Dan was
er de blokmaker, waar je uren kon
staan kijken naar het maken van een
mast of een boegspriet, een gaffel of
een giek en allerhande andere dingen,
die men in die dagen aan boord van
schepen nodig had.
Op het Hoofd kon men alle geuren
ruiken, zo o.m. hars van het hout, dat
Russische schepen brachten bij de
houthandel H. J. Plant en Co.,
planken, met stempels erop als: Riga,
en heel wat van dat hout ging met
platboom-scheepjes naar allerlei plaat
sen en plaatsjes langs de rivieren.
Het Hoofd was een eigen gemeen
schap. De Hoofdenaar sprak van„De
Stad", als hij naar de Hoogstraat en
omgeving moest. De mensen hingen
aan elkaar, hielpen elkaar, bijv. als
het hoog water was en de vloedplanken
gezet moesten worden.
En nu?
De gemeenschap: Het Hoofd, is één
geworden met „de Gorzen" en „De
Stad", en het vertier van vroeger
heeft plaats gemaakt voor een vrij
rustige atmosfeer. De winkels, de
café's, de vele schepen, de bewoners,
zij zijn goeddeels verdwenen.
Maar één ding is gebleven. Het
prachtige uitzicht op de rivier.
Voorjaar in 't Julianapark:
Lach en vergeetslaap en vergeet.