KUNST en HIER 110 de bouw van een cultureel centrum in de Plantage en de Schiedamse Ge meenschap de vergunningen bezat voor het benodigde materiaal, welke vergunningen waren afgegeven door dit ministerie, kwam in het advies van ditzelfde ministerie tot uitdrukking, dat Ged. Staten de wijziging van de bebouwingsvoorschriftcn maar niet moesten goedkeuren. Was dit college een andere mening toegedaan, dan moest toch in elk geval dit cultureel centrum op een andere plaats in de Plantage worden gebouwd en zijn ingang krijgen ter hoogte van het Plein Eendragt, opdat het gedistancieerd werd van het oorlogsmonument en van het gym nasium. Namens de Tuinlaan-bewoners zette Mr. G. M. Hovingh de be zwaren uiteen, die de bewoners er toe hadden gedreven, verzet aan te tekenen. Prof. Dr. M. D. Ozinga belichtte de planologische en stede- bouwkundige bezwaren namens de Bond Heemschut en namens het Ge meentebestuur van Schiedam ver dedigde Mr. Dr. Ir. M. M. van Praag in een uitvoerig betoog de voorgestelde en door de Raad goedgekeurde wijzi ging van de bebouwingsvoorschriften, waardoor de bouw van een cultureel centrum mogelijk had moeten worden. Het stadsleven is een levend orga nisme, dat eisen stelt en waarbij het oude niet steeds kan worden behouden. Als het dan al niet anders kon, wilde de heer Van Praag zich wel verenigen met de idee om het cultureel centrum meer naar achteren te bouwen. Maar de gelegenheid om het te bouwen in de Plantage moest er z.i. komen door de goedkeuring door Ged. Staten van de wijziging der bebouwingsvoor schriften. Enfin, nu maar afwachten wat Ged. Staten zullen beslissen. Dit college heeft zes maanden de tijd om zich daarover te beraden. En als die be slissing eenmaal gevallen is, kan de „verliezende" partij altijd nog in be roep gaan bij de Kroon. Neen, de tragedie over het cultureel centrum is nog niet geëindigd. Het laatste bedrijf speelt in Den Haag. En intussen is het hele plan voor de bouw ervan allang dood en be graven. „Om te huilen," zeggen allen die het goed menen met het culturele leven in Schiedam. „Om te gillen van het lachen," roepen degenen nit, die van een cxdtureel cen trum uit eigen belang of om het be houd van een brokje Plantage niets moeten hebben. T^RANKRIJK is het land, dat reeds ■*- eeuwen lang de toon heeft aan gegeven op het gebied van kunst en cultuur. Wanneer we het hier dan ook willen hebben over het verval van de Westerse cultuur in onze dagen, dan mogen we de beste graadmeter daar voor wel vinden in „la belle France", waar niemand minder dan de directeur- generaal voor Schone Kunsten te Pa rijs, Georges Huisman, er in woord en geschrift op heeft gewezen hoe het gevoel voor het waarlijk schone in de loop van de twintigste eeuw bij het Franse volk sterk is verzwakt. Over de wansmaak, waarover ook hij zich zozeer beklaagt, schreef deze autori teit op kunstgebied o.m.: „Mannen, die geregeld zitting hebben in een jury, moeten tot hun leedwezen vaststellen, dat maar al te vaak het ontwerp voor een gedenkteken of standbeeld, waarop de meeste stemmen worden uitge bracht, in de verste verte niet het beste ontwerp genoemd kan worden. Ook fabrikanten geven toe, dat het publiek veelal de voorkeur schenkt aan het lelijkste der twee gangbare modellen van eenzelfde artikel, door hen in om loop gebracht. Het merendeel van de voorbijgangers in een grote stad ergert zich niet in het minst aan de vele on mogelijke standbeelden, die de pleinen heten te versieren, want als zij de verontwaardiging deelden van de kunst critici die terecht verbolgen zijn over Sulk een aanfluiting van de schoonheid dan zouden de talrijke kruistochten tegen de lelijkheid reeds lang enige uitwerking hebben gehad". Zo het in Frankrijk is, zo kan het overal in Europa, in welhaast de ge hele wereld worden gezien, niet in het minst ook in ons eigen land, waar de hoogtepunten van kunstzinnigheid wel licht zeldzamer zijn, maar waar de moeilijkheden niet minder in aantal WILLEM VAN DER DOES Secretaris SCHIEDAMSE KUNSTENAARS GEMEENSCHAP S 45 mogen heten. Waar de verschillende muzen allen dochters zijn uit hetzelfde gezin, is het duidelijk, dat al wat werd opgemerkt over de waardering van voortbrengselen der beeldhouwkunst, ook van toepassing is bij de andere kunsten en evenzeer geldt voor de onderscheidene takken der beeldende kunst. I^R is nog een euvel, dat de aan- dacht vraagt, n.l. de steeds breder wordende kloof tussen volk en kunst, die de noodzakelijke wisselwerking tus sen beide vrijwel onmogelijk maakt. Zij die geroepen zijn om te waken voor het behoud van onze cultuur, zinnen dan ook op middelen om de gapende kloof te overbruggen en het verloren contact te herstellen. Met des te meer ijver wordt daarnaar gestreefd, omdat ieder, die niet volslagen blind is voor de verschijnselen van onze tijd, beseft, dat onder de druk der huidige wereldrevolutie de Westerse cultuur ons kostbaarste goed hopeloos naar de achtergrond dreigt te worden gedrongen. Wie inziet welke hoge levensbelangen op het spel staan, zal niets onbeproefd laten om onze cultuur voor verval te behoeden. Met alle denkbare middelen zal hij haar willen beschermen en rusteloos steeds weer nieuwe mogelijkheden scheppen voor een gestadige groei en ruimer ont plooiing. Immers, het begrip cultuur omvat alle in de loop der eeuwen ver worven, innerlijke waarden, al die denkbeelden betreffende leven en zijn, welke ons bestaan een wezenlijke in houd verlenen, alles wat het leven tot een kostelijk bezit maakt. De kunst is niet slechts een der be langrijkste uitingen der cultuur, doch tegelijkertijd een der voornaamste krachten die aan haar bouw en bloei

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1951 | | pagina 10