De kunst om zich te verwonderen Drie eeuwen Nederlandse Schilderwellust *3! Wonderlijke Levenskunst 138 HET was in het eerste oorlogsjaar. De welvaart in Nederland scheen nog nauwelijks aangetast door een bezetting, welke door vrijwel niemand als drukkend gevoeld werd. De Nederlandse boekdrukkers vier den hun lusten bot op de fraaiste en belachelijk voordelige kunstuitgaven. In toenemende stroom kwamen zij op de markt. Het scheen, alsof toch ergens in ons volk de behoefte was ontstaan een nog maar vaag opko mend leed en een verborgen schaamte goed te maken door te gloriëren in de rijke kunstschatten uit het verleden, die door menigeen zo achteloos voor bijgelopen waren. In dat jaar kreeg ik mijn eerste grote kunstboek: „Nederlandse Schil derkunst in Beeld". De datum staat er nog in: 25 December 1940 en heel vaag ontdek ik de prijs nog: f4,90. Het was het begin van een bescheiden huisbibliotheek over kunst, maar van daag wil ik met opzet herinneren aan dit boek, waarin ik uren te gast ben geweest. Want ik genoot hier van de zwart-wit reproducties als een dank baar aanvaarde vervanging voor het vele, dat ik wel nooit te zien zou krijgen. Dezer dagen heb ik dat boek weer voor den dag gehaald. Want ik wist nu, dat ik de dierbare begeleiders van vele avonden reproductie-genot in levende kleur en in krachtige lijn te zien zou krijgen. Het Stedelijk Museum gaat op Zaterdag 22 December een schilde rijen-schat bergen, zoals die nooit eerder hier te zien was en zoals menig een ook nooit bij elkaar gedacht zal hebben. 93 Schilderijen van 76 Hol landse meesters. In een tocht door de drie eeuwen van Hollandse schilders-wellust wor den wij geplaatst tegenover de groot ste vertegenwoordigers van een tra ditie, die ons land meer als welke an dere ook tot wereldroem heeft gebracht. Wat zou ik ze graag één voor één Een der mooiste en intiemste landschappen welke Poggenbeek schilderde bij u inleiden, deze groten der aarde, Als het papier en de omvang van dit blad geen bezwaar maakten, zou ik vooral de minder bekende namen in hun eigen grootheid voor u willen doen leven. Het is zo waar wat Goethe zegt: „In de verte zien wij de grote hemel lichamen, maar komen wij dichterbij dan ontwaren wij er omheen tal van kleinere sterren, die de grootsheid van het geheel nog versterken". Er hangen op deze tentoonstelling Jan Steens en Ruysdaels, Van Osta- des en Breitners, Koekoeks en Kalffs, van der Neers en Marissen; namen met de klank van onverdachte af komst en onbetwist kunstenaarschap en toch zou geen van deze groten ge noegen hebben genomen met waar dering op de naam alleen. Zij zouden gelachen hebben om kunstveilingen, waarop de naam dat gene moest dragen dat wellicht in hun ogen geen voldragen werk was, terwijl zij op het derde plan veron achtzaamde werken zouden hebben ontdekt, die in waarde maar dan zonder de naam, louter op het geschil derde veel meer genot gaven. Zulke stukken zijn er ook op deze tentoonstelling als vrucht van een diep gaande liefde en een vaak feilloze in tuïtie van de verzamelaar. De heer de Geus van den Heuvel heeft op kunstveilingen het goede weten te proeven en zich een verzameling ver worven, welke slechts zeer ten dele in het Stedelijk Museum van Schiedam ten toon gesteld kon worden. Het is niet alleen de bewondering voor de schilders, maar ook die van de kunst kenner, die men bij een rondgang voelt opgewekt. Men zal zeggen, dat geld dit alles gemakkelijk kon verwerven, maar geld bezit in zichzelf niet de gave om het vele kaf van het betrekkelijk wei nige koren te onderscheiden. Geld in zichzelf is geen wichelroede naar de bronnen van schoonheid. Daarom is deze tentoonstelling van drie eeuwen Nederlandse schilderkunst door haar samenstelling een hulde aan de bona fide kunsthandel en aan de goede expert. De conservator, die door zijn relaties dit geheel aan Schiedam kon voorzetten, heeft zijn sporen verdiend op het gebied van het redden of terug vinden voor Nederland van de figuren

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1951 | | pagina 18