DE SCHIEDAMSE GEMEENSCHAP gemeenóckap ió er tock r 11 crlDonincjbouwlenlnc) 1952 125 3e Jaargang - Nummer 7-8 - December 1951 Administratie en Abonnementen: Algem. Secretariaat, Plantsoen Gerrit Verboonstraat, Giro No. 549934, Tel. 68043 Adv.: Kon. Ned. Boekdrukkerij H. A. M. ROELANTS, Lange Haven 141, Schiedam, Tel. 69300 Maandblad verschijnend onder auspiciën van de Stichting „De Schiedamse Gemeenschap DAN LIEVER LEVEND DAN SCHIJNDOOD IN de laatste begrotingsdebatten, die op Dinsdag 11 De cember werden afgesloten, heeft Ir. W. H. v. d. Toorn een opmerking gemaakt, die van meer dan oppervlakkige betekenis was. Hij zei: „De stad is een natuurlijke levens kring, die een noodzakelijk en onvervreemdbaar bestaans recht heeft. Dit bestaansrecht gaat aan de positieve wet vooraf." Mag zijn opmerking allereerst gezien worden in de sfeer van de stad als politieke grootheid; dit noodzakelijke en onvervreemdbare bestaansrecht ontleent zij politiek toch aan veel diepere grondslagen, die uiteindelijk hun bekro ning vinden in de politieke rechten. Ook historisch gezien is dit de ontwikkeling geweest. De gemeenschappen waren er voor zij hun politieke rechten in de vorm van privileges verwierven. Het lijkt ons van groot belang deze vanzelfsprekendheid van onze stedelijke gemeenschap nog eens nadrukkelijk op de voorgrond te plaatsen, omdat zij tegelijk de oorzaak en de verdediging van het bestaan van de Schiedamse Gemeenschap is. Dat men veel minder dan vroeger de betekenis van de binding aan de stedelijke gemeenschap voelt tengevolge van niet nader te noemen, maar direct voor de hand liggende factoren, neemt niet weg, dat die binding er altijd geweest is en nog steeds is. Zij uit zich op die momenten, waarop iedere verborgen gemeenschappelijke natuurlijke binding zich uit, u.l. in de uren van gevaar. Toen boven ons land de motoren van de vliegtuigen ronkten, vielen plotseling alle vooroordelen t.o.v. buren en stadgenoten weg en vond ieder bij ieder het heul, dat hij zocht in dit uur van het gedeelde verdriet, waarin ieder afzonderlijk gek zou zijn geworden bij het doormaken van zijn angst alleen. Dat op dergelijke ogenblikken de gemeenschappelijke banden duidelijk worden, rechtvaardigt een houding, die haar ook op andere momenten vruchtbaar wil doen zijn. Wij zijn met zijn allen op dit stukje Nederland, dat Schie dam heet, geplaatst. Wij kunnen zoals in de uren van rampspoed iets, maar we kunnen ook niets voor elkaar betekenen. Wij kunnen trachten dit leven in deze stad met elkaar aangenamer en geriefelijker te maken. Wij kunnen ook wegtrekken uit deze stad op het mo ment, dat wij aan ons gerief en ons amusement gaan denken. Het is wat sterk om dan de naam desertie te gebruiken, maar als in tijden van gevaar de bezitters van auto's zich in veiligheid zouden stellen met achterlating en veronacht zaming van al hun medeburgers, dan zou men hen terecht voor onmaatschappelijk en voor weinig menselijke lieden houden. En toch gebeurt op het gebied van de stedelijke gemeen schap ditzelfde dagelijks. Men vergeet, dat diegene, die zich uit de culturele of sociale binding losmaakt, omdat hij het kan lijden, de gemeenschap, waarin hij behoort, verarmt. De kracht van een gemeenschap ligt in de natuurlijke verdeling van taak en functie, in een natuurlijke harmonie van macht en verantwoordelijkheid. Wie zich daaraan onttrekt, brengt schade toe aan zichzelf, omdat hij deel is van die gemeenschap. Hij mag dit van dag tot dag en zelfs van jaar tot jaar niet aan den lijve bemerken, de waarheid is er niet minder om en de veronachtzaming zal zich in hemzelf of in zijn nageslacht doen gevoelen. Door de innerlijke rijkdom van een gemeenschap liggen taak en functie, macht en verantwoordelijkheid op magni fieke wijze verweven en kan zij tot de volledige schoonheid als van een menselijk lichaam komen, mits alle kernen tot ontwikkeling komen. Zo liggen financiële macht en financiële verantwoordelijkheid vaak in geheel andere han den dan culturele macht en culturele verantwoordelijkheid. Zo zijn sociale functies niet dezelfde als artistieke. Zo kan aesthetische machteloosheid huizen in dezelfde figuur als geldelijke almacht en kunstzinnige kracht in de mens, die zich hult in bijna-lompen. Er is vroeger geen organisatie als de Schiedamse Ge meenschap nodig geweest om in het geheel van lidmaten en ranken ordening te brengen en verkommerde loten tot leven te wekken. Tenminste niet in vele stedelijke gemeen schappen. Waar het begrip van de gemeenschap heerst ook al wordt dit niet met evenveel woorden genoemd daar kan men het zonder officieel orgaan af. Maar die toestand heeft Schiedam eeuwen niet gekend. De over-beklemtoning van de materiële welstand, het een zijdig benadrukken van het belang van de functie „geld" Schrijft in uit Burgerzin

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1951 | | pagina 5