'n K)K»iVEltKA4S»K Van Riebeeck Hep door modeuv Schiedam /I /JET een van angst verwrongen gelaat kromp Jan van Riebeeck op de Koemarkt in elkaar. Van korte afstand suisde een geel monster op hem af, zonder slee ijzers en door geen paard getrokken. In het glazen alcoofje voorin zag hij een man zitten, de koetsier dus, al viel er geen ziveep te bekennen. In elkaar gedoken ivachtle hij z'n lot af, maar nieuwsgierigheid bleek sterker nog dan vrees, tenslotte had hij wel voor heter vuren gestaan. En zo zagen z'n gitzwarte ogen opeens, dat het mon ster met een naamplaatje versierd teas, waarop in ietwat vreemde strakke letters het woord „Schiedam" stond, terwijl daarboven duidelijk het cijfer 4 prijkte. Ver baasd draaide hij met twee nattte vingers een puntje aan z'n smalle knevel. Uit de buik van het monster kwam een diepe stem. „Schiedam en omstreken werd er geroepen en piepend kwam het gevaarte tot stilstand, juist voor zijn voeten, waaraan de laarzen met de fraaie bronzen gespen in de zon als spiegels glommen. „Mot je die vent zien," riep een kwajongen, „die heb seker nog nooit een tram gesien Maar Van Riebeeck hoorde het nnuivelijks. In stille verbazing volgde hij de mensenstroom die als een waterval uit het gele vehikel vloeide en toen de meesten omzichtig de weg overstaken, liep hij achter hen aan, ivaarmee de vreemdste van al zijn vreemde tochten een aanvang had genomen. Bij een groot gebouw aan de over kant, waaruit een gezoem als van honderdduizend bijen opsteeg, stond hij weer stil. Zwijgend keek hij de brede weg af, vanwaar het monster gekomen was. Dit moest de Koemarkt zijn, dan lag ginds het dorp Delfs- liaven, waar zijn collega Piet Heyn geboren en getogen was. Maar waar was dan de Schiedamse stadspoort gebleven, met de sterke ophaalbrug? En waarom kon hij de fijne silhouetten van masten en stan ders niet meer ontwaren, waarnaar hij in z'n jonge jaren met zo'n harts tocht uren had zitten kijken? Hij schudde z'n donkere manen, als om een boze nachtmerrie kwijt te raken. Maar het beeld van vijf hoge smalle pijpen, een vierkant huizenblok, een stoere toren en een wirwar van hijs kranen blééf. Abrupt draaide hij zich om. Als Delfshaven zozeer veranderd was, dan hoefde hij zich ook niet meer te verbazen over z'n eigen stad. IVèg deurkloppers Rustig nam hij het stadspanorama in zich op. Hij moest wennen aan die enge aaneengeslotenheid van huizen. Weinig rust ging er van uit en kenne lijk waren ze ook haastig gebouwd. Fraaie geveltjes kon hij niet ontdek ken, blinkend gepoetste deurkloppers <cn knoppen al evenmin. Hij zag gevel stenen noch gekleurde glazen, benge lende uithangborden nóch balieklui- vende burgers. Alles leek hem gejaagd, lawaaiig, onvrij en onvriendelijk. Maar toen hij er wat aan gewend raakte, toen hij niet meer ineenkromp bij elke fietsbel of autotoeter, merkte dat die gele monsters om de vijf mi nuten kwamen binnenstuiven en die lage donkere wagens netjes langs en voor elkaar heenlaveerden, toen moest hij toegeven dat al die rechte huizen, die gladde straten, die onopvallend geklede burgers en die pijlsnelle ver voermiddelen één samenhangend ge heel vormden. Alleen begreep hij niet hoe op deze Koemarkt met al z'n helse drukte ooit vee verhandeld zou kunnen worden, geen hoeder zou de verschrikte dieren in toom houden. IVater werd straat Langzaam zette hij zich in beweging. Ginds, fier uitstekend boven de lange, lange rij van groezelige daken, zag hij de fijne spits van de Sint Janskerk, waar hij in 1649 met Maria de Quel- lerie in het huwelijk getreden was. Even wijlden zijn gedachten bij dat onvergetelijke moment in zijn zee mansleven, maar de etalages vol wonderlijke artikelen leidden hem af. Veel winkels waren hier en ze verkoch ten fleurige kleurige snuisterijen. Hij realiseerde zich eigenlijk niet eens, dat op dezelfde plek voorheen water had gestroomd, al las hij de naam Broersvest met enige moeite van een bordje. „Als ik zo doorloop", dacht hij, „moet ik toch bij de Lange Kerkstraat terechtkomen". Hij liep door en kwam bij een kruispunt van vele straten. Ha, daar aan de linkerkant rees op eens de hele Sint Jan voor hem onhoog, onveranderd en zo te zien geen jaar ouder geworden. Maar dan moest dit de Lange Kerkstraat zijn en waar was dan in vredesnaam het water gebleven, de gracht voor zijn ouderlijk huis, waar hij als jonge knaap tweemaal in- geduikeld was, zodat vader Van Rie beeck hem hardhandig over de knie gelegd had?! Trouwens, wat was er geworden van al die andere grachten, die Schiedam in zijn jeugd tot een schier onneembare vesting hadden ge maakt? Langzaam wandelde hij langs de huizen. Ze hadden allemaal een num mer, wel gemakkelijk vond hij, vroe ger kon je een uur zoeken naar de woning van een stadgenoot, als je er nooit eerder was geweest. Hier woonde hij Bij nummer 36 stond hij stil. Hier had hij gewoond, zijn oriëntatiever mogen had hem bij de schepelingen grote faam bezorgd en hij kon het niet mis hebben.' Maar wat was het huis veranderd. Veranderd.... het bleek een heel nieuwe woning te zijn. Zonder de gezellige hoge stoep, zonder de sierlijke klopper, zonder het glas- in-lood, waar moeder Van Riebeeck elke Vrijdag zo ijverig het stof afboen de. „NEVAS" las hij op het naambordje naast de deur. „Nederlandse Ver eniging voor de Adoptie van Schepen". Enkele minuten aarzelde hij voor de ingang. Als hij naar binnen stapte, zou men hem misschien uitlachen, want hij had heel goed gemerkt dat iedereen licm nakeek of -wees. Hij moest trouwens toegeven dat hij er met z'n donkergroen fluwelen buis en bruine wijde broek, z'n laarzen met gespen, z'n lange haar en gitzwarte snor anders dan de anderen uitzag. En dus liep hij door. Met minder voorzichtigheid dan vroeger, toen er maar weinig ruimte naast het water overbleef. Even later stond hij in het gazon voor de St. Janskerk. Schitterend waren die ge brandschilderde ramen, hij kon er alle verwerkte Bijbelse verhalen in ontdekken. Anno 1951, Marius Rich ters, las hij in een hoekje. 1951? Was het nu 1951? Of misschien zelfs al '52 of '53Dan waren er dus reeds meer dan driehonderd jarch verstreken, sedert hij met Maria in deze zelfde kerk de huwelijksvoor-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1952 | | pagina 13