Mijn! de iSckiedcunóe oude viómarkt 139 werd kleiner, de vissers weigerden vis aan te voeren en de markt stierf haar natuurlijke dood. Klankbord en ha mer werden met de aanwijsstok op geborgen in het Stedelijk Museum. Maar al was de Vismarkt geen vis markt meer, het aardige, rustieke plekje aan de Lange Haven bleef be staan. Totdat de oorlog kwam. Een deel van de hekken werd afgebroken. Er moest een schuilkelder worden ge maakt. De .aftakeling begon. De hongerwinter kwam. De bomen ver dwenen om te worden opgestookt in de potkacheltjes. De aftakeling werd voortgezet en in plaats van een mooi plekje kwam het gebouwtje, stammend uit een der meest karakterloze tijd perken onzer bouwkunst, daar in al zijn lelijkheid te staan. De jeugd maakte dit gebouwtje tot speeldomein, nadat de schuilkelder intussen alweer was verdwenen. En het spreekt van zelf, dat er heel wat werd afgebroken. Wat in handen van de jeugd valt, wordt nu eenmaal dikwijls vernield. De aftakeling werd op een haar na voltooid. Zo stond er, zo omstreeks 1947, de Vishal als een ruïne aan de Lange Haven, ontdaan van al haar luister en allerminst een sieraad voor een van de mooie grachten, waarop Schiedam zo trots is. Het gemeentebestuur wilde de vis hal laten restaureren en trok daarvoor f 3.000 uit. Maar Ged. Staten wilden daarvan niets weten. Waarom zou geld worden uitgegeven voor het her stellen van een vishal, die architec tonisch van geen waarde was en, voor de stad, alleen historische betekenis bezat. De lelijkheid zou nog maar worden geaccentueerd, want die zou, voorlopig althans, door geen bomen kunnen worden gecamoufleerd. En omdat er aan de Lange Haven toch een gebrek aan parkeerruimte was (en nog is) werd toen maar be sloten, wat er nog van de vishal over was, af te laten breken en de open- gekomen plaats te maken tot parkeer- plein. Dat parkeerplein heet, tot op deze dag, de Vismarkt. de beurt was en dan begon hij zijn ge dreun: 50,45, 40, 35 om 30,25 om 20.... En dan was dat hoopje vis verkocht voor 20 stuivers. Want er werd in stuivers gerekend. Waren er meer kopers, die tegelijker tijd: Mijn! riepen, dan bepaalde de afslager, wie de koop had en daarbij hadden buiten- en hinnenleden gelijke rechten. En nooit was er een protest. De koper wierp een netje, een bonte handdoek of een rode zakdoek in de richting van de door hem gekochte vis, met een vuilnisblik schepten de visvrouwen de vis daarin; de koper ging naar de kassier, die plaats had ingenomen onder het afdak aan een houten tafel, om te betalen en daarna kon hij zijn koop ophalen en mee nemen, na eerst nog de visvrouwen te hebben bedacht met een fooi. Die deden haar werk ook niet voor niets. In het midden van de hal stond een houten werkbank, waarop de kopers hun vissen konden laten schoonmaken tegen een geringe vergoeding. Vele jaren was de vismarkt voor de vissers een renderend bedrijf. De toe loop was altijd groot en er werden door de Schiedammers goede prijzen betaald. Maar er kwamen meer viswinkels, de belangstelling voor de vismarkt He/aas, jij bent ten dode opgeschreven. De raad besloot en dus word jij gesloopt. Hoevelen hebben nog vergeefs gehoopt, dal je in oude luister zou herleven. Je dak, gekraakt, leunt moe op de pilaren boven de hallen van verbrokkeld steen een prooi der jeugd, waar rond omheen verlegen huisjes zich verontivaardigd scharen. Is lang geleen, dat icekelijks in de haven de schokkers lading losten, zo uit zee, Piet Kersen afsloeg en door Jaan de Ree werd uitgelegd. Beiden zijn ten grave. Doorheen de straten galmde 't ommeklinken, elkeen verstond van ver de stem van Blok, die 's avonds zootjes aanwees met een stok. Toen kon jij, vismarkt, nog zo heel gezellig stinken. 't Was een vermaak al naar de buurt te kijken, 't druk gedoe, ivaarbij heer Robrecht schreef. Het brokje romantiek, dat hiervan bleef, moet nu voor koele zaakrijkheid ook wijken. Een zwak pleidooi is voor je uitgesproken. Je historisch plekje tvordt parkeerterrein voor dist'lateurs en handelaars in icijn. Dus schreit Vrouw de Nijs, nu je wordt afgebroken. COR DON

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1952 | | pagina 11