^Cerótmió
het
iStecl&lyk
^ÏYluóeum
in
168
/^VNGETWIJFELD zult u met mij, steeds weer onder
de indruk komen van Amsterdams' stadsbeeld, als
u met de saamgepakte massa door het voor ons nu nauwe
en ouderwetse Centraal Station schuifelend over het plein
uitwaaiert.
Haar vorstelijke entree heeft Amsterdam met Rome ge
meen.
Het binnenkomen is als een gaan over de via triomfale
der Oudheid. Prachtig tekent de contour der gevels zich
af tegen de lucht, waarbij de grillige daklijnen van de Ni-
colaaskerk door haar Russisch aandoende architectuur
domineren.
Het Damrak voert u langs hotels en handelsgebouwenen
aan de overzij geteerde pakhuizen met zolderschuiten
ervoor als „levende Breitners".
Wat verder op Berlage's schepping, om daarna op de
Dam te geraken. Het paleis, eens als stadhuis het 8ste
wereldwonder geheten, doet ons, de met hoogbouw ver
trouwde mensen, mild glimlachen, hoewel de schoonheid
en het stoere rhythme van het opene en geslotene nooit
nalaten indruk te maken.
Het Rokin, met zijn vele kunsthandels, is voor menig
museumdirecteur met geringe aankoopmogelijkheden een
ware bezoeking.
Hemony's in de vrieslucht ijl klinkend klokkenspel
vestigt üw aandacht op het sierlijke Munttorentje. De
Amstel stroomt daar. Boogbruggen vervolledigen zich
in de waterspiegel.
Carré, Amsterdams' hippodrome d'hiver, wekt her
inneringen aan rijtuigen en de queue de Paris van onze
grootmoeders.