Waar we geboeid kunnen kijken Grole Kerk en Havenkerk bezitten wondermooi houtsnijwerk 170 QCHIEDAM IS een cultuurarme stad. Dit veel ge- ijj constateerde feit, maakt een bezoek aan onze stad voor buitenstaanders niet aantrekkelijk. Vooral in de vorige eeuw wisten de vroede vaderen geducht de slopers hamer te hanteren. Omstreeks 1850 vielen alle vijf de stads poorten, hetgeen een onherstelbaar verlies voor de stad be tekende. Al eerder was het stadhuis „verfraaid"Het ging de stad goed. Er tverd verdiend. Dat moest tot uitdrukking komen. Daarom werd het levendige stadhuisfront, dat na de brand van 1604 in echt-Hollandse renaissancestijl ivas ver nieuwd, naar de heersende mode beplakt en besnoeid. De zijgevel, gothisch en bepinakeld, werd weggewerkt, en tenslotte sneuvelde de vrolijke dakruiter, die vervangen tverd door een zwaar neo-classisistisch geval. Het ware te wensen geweest dat het de stadregeerders toen wat meer aan middelen ont broken had. Dan zou onze stad nu nog kunnen bogen op het bezit van een monument, dat in zuiverheid van stijl voor bijv. het Culemborgse stadhuis nauwelijks behoefde onder te doen. Natuurlijk is het duidelijk, dat niet alles geconserveerd kan worden. Een levende gemeenschap klampt zich niet angstvallig vast aan het verleden. Zij heeft echter om voort te gaan de les van het verleden nodig. Wanneer zij die verwaarloost, berooft zij zich van haar wortelsappen. Een monument is niet slechts een Dodenboek, dat de mens eraan herinnert dat alles voorbijgaat. Veel meer is het een bron, vanwaar krachten kunnen uitgaan die vormend en vernieuwend werken, wanneer wij trachten te verstaan de geest waaruit en de achtergrond waartegen het werk ontstond. Het is, ondanks alle armoe aan waardevols, mogelijk om in onze stad specimina van houtsnijkunst uit vier eeuwen te zien. Men bezoeke slechts de Grote Kerk en de Rooms-Katholieke kerk aan de Lange Haven. Ditmaal vragen twee werkstukken onze aandacht: de kansels in beide kerken. De preekstoel in de Grote Kerk is de oudste en de meest belangrijke. Wie hem gemaakt heeft is niet bekend; evenmin de juiste datum van ontstaan. Dit laatste euvel is overkomelijk: er zijn n.l. nog drie kansels in ons land, waarvan de overeenkomst met die in Schiedam onmiddellijk opvalt. De oudste van het drietal bevindt zich in de Delftse Oude Kerk (1548), de tweede in de Grote of Sint Jacobs- kerk te Den Haag (1550) en de jongste in de Gommarus- of Westerkerk te Enkhuizen (1568/69). Gevieren vormen ze de Noord-nederlandse vertaling van de preekstoel in de S. Crocekerk te Florence, die de be roemde Benedetto da Maiano (1442-1497) maakte. Uit hun onderlinge familietrekken is op te maken, dat de Schiedamse kansel tussen 1560 en 1570 is ontstaan. Gevieren hebben ze ook, wat aanpak betreft, hun stempel gedrukt op de gehele 17e eeuwse Noord-nederlandse kansel bouwkunst. Zelfs Vinckebrinck, die de imposante preek stoel in de Nieuwe Kerk te Amsterdam schiep, heeft zich aan de met hen begonnen traditie niet kunnen ontwor stelen. Het moet toegegeven worden, dat de rijkdom van snij werk zoals te Den Haag en Enkhuizen hier niet werd ver kregen: de ornamentatie ontbreekt bijna geheel; slechts korinthische zuilen onderbreken de panelenrij. Evenmin werd de klassieke hoogte van het Delftse voorbeeld be reikt: de panelen in hoog-reliëf in z.g. „inkijkgens", de Goede Herder en de vier Evangelisten met hun attri buten weergevend, zijn nogal grof gesneden. Het per spectief der triomfboogjes is niet altijd even gelukkig, noch de anatomie der figuren bevredigend. Maar hoe overtuigend is in het Marcuspaneel de spanning uitgebeeld waarmee deze Evangelist zijn Evangelie schreef. Zonder adempauze volgt in zijn geest de ene gebeurtenis op de andere. Geen minuut mag de concentratie zich ont spannen. In het Marcus-evangelie, dat zo kort en zo beknopt is als geen ander, komt 45 maal de uitdrukking „en ter- ,,De wonderbare visvangst" siert de preekstoel van de Havenkerk

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1952 | | pagina 22