171 stondvoor. De kunstenaar heeft deze vaart gegrepen en verbeeld. De achter Marcus aan wapperende mantel slip en de onrustige houding der benen verhevigen de handeling nog. Eerstgenoemd element is ook hij Matthcüs en Lucas aanwezig. Toch ademen deze een geheel andere geest. Hoewel hij het vuur van Marcus mist, is bijvoor beeld Lucas niet minder doordacht. Hij is de intellectueel, die, na het verzamelen van alle gegevens, rustig aan het werk is gegaan. Enigszins gemakkelijk zittend, het rechterbeen uitgestrekt. Beide figuren geven er blijk van dat de kunstenaar zijn onderwerp terdege heeft bestudeerd. De Mattheüsfiguur herinnert vaag aan de profeet Jesaja op het door Michel Angelo beschilderde plafond van de Sixtijnse kapel te Rome. Er zijn meer trekjes, die ons de onbekende houtsnijder naderbrengen. In het hoofdpaneel de Goede Herder met het verloren schaap op de schouders zijn herder en schaap in de juiste verhouding tot elkaar afgebeeld, terwijl de schapen aan Christus' voeten de indruk geven veel te klein te zijn. Deze vormgeving is bewust gekozen. De kunstenaar wilde in zijn diepste bedoeling niet worden misverstaan. De Goede Herder draagt het verloren schaap! Daarom zijn ter weerszijden van Christus paria-figuurtjes gesneden, een mannetje met een lam been in een beugel en een orgeldraaiertje. In tegenstelling tot de nisfiguurtjes op de Evangelistenpanelen, die sterke soldaten en wijze sybillen voorstellen. Hebben we hier te doen met een zwakke echo der gothiek, midden in de renaissance? Ook had de kunstenaar persoonlijkheid genoeg om van de traditie af te wijken. De drie andere kansels hebben de prediking van Johannes de Doper in het hoofdpaneel. In Schiedam is het de Goede Herder. En dat nog wel in een aan Johannes de Doper gewijde kerk! De conclusie, dat Preekstoel in de Havenkerk De evangelist Marcus deze kansel niet voor de Grote Kerk zou zijn bedoeld, is m.i. niet gewettigd, aangezien geen der drie andere kerken aan de op hun kansels uitgebeelde heiligen is gewijd. Het Goede Herder-beeld komt in de 16e eeuw zelden voor. Pas wanneer de Contra-reformatie haar hoogste vlucht neemt, zal dit oud-christelijke motief een geliefkoosd onderwerp worden. Mogelijk heeft de kunstenaar de in het midden van de 16e eeuw te Rome opgegraven oud christelijke schatten uit eigen aanschouwing gekend. Onder deze schatten komt het Goede Herder-motief veelvul dig voor. Een tweede hypothese is de identificatie van de onbe kende houtsnijder met de in 1609 te Schiedam overleden Jan Jacobszoon, die van beroep „Antycksnijder" was. In 1567 kocht deze een huis aan de Hoogstraat. Mogelijk woonde hij toen al langere tijd in Schiedam, en was bij hier in goeden doen gekomen. Wanneer men bedenkt dat zijn beroep het (waarschijnlijk in hout) snijden van copieën naar antieke beelden was hetgeen een reis naar Rome mag veronderstellen en men neemt het sterk-Italiani- serend karakter der kanselfiguren in aanmerking, dan zou deze identificatie voor mogelijk gehouden kunnen worden. A l ET EEN SPRONG over twee eeuwen belanden we voor de preekstoel in de parochiekerk van Joannes de Doper aan de Lange Haven. De kerkelijke beeldhouwkunst in ons land had in die twee eeuwen een armelijk bestaan geleid. De kerkgebouwen der Hervorming hebben altoos weinig behoefte aan reli gieuze voorstellingen. Niet alzo in Vlaanderen, waar de Contra-reformatie de berooide kerken nieuwe luister gaf, regelrecht beïnvloed door het werk van de grootmeester der barokke beeldhouwkunst Bernini. Hendrik Verbruggen (overl. 1724) maakte de prachtige

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1952 | | pagina 23