Het „groen" in onze stad 174 Poeselwit, „geboortich van Daton in Engelandt" wiens zaak, bet maken van pijpen, zo goed ging, ondanks het verbod van „suygen en roocken" dat hij verscheidene panden kon kopen, o.m. drie huisjes aan een steeg, die uitkwam in de Lange Kerkstraat en aan welke steeg ook de woning stond van „James Grun de Schotsman". Die steeg had de naam, Schotsepoort, omdat die Schotsman er woonde. En die steeg behield die naam tot op deze dag. Zij geeft toegang tot meerver- meld hofje, dat brokje romantisch Schiedam uit een ver verleden. Of de Schotse soldaten in het algemeen of deze „James Grun de Schotsman" in het bijzonder nog vele jaren in onze stad zijn gebleven, ver meldt de geschiedenis overigens niet. Maar aan hun verblijf danken wij in elk geval de naam Schotsepoort. Wij schreven iets over: „roman tiek". Daaraan bezondigden die Schotten zich beslist. Want velen trouwden met Schiedamse meisjes en de Schotten kozen, eenmaal gehuwd, graag woningen bij en achter de Schotsepoort. A/TIDWINTER is het. In tuin en park zijn struiken en bomen reeds lang hun winterslaap begonnen. Kaal en schijnbaar dood staan zij daar. Achteloos gaat ge er misschien aan voorbij, omdat zij in dit jaargetij weinig vermogen te bekoren. Toch.ook nu valt er voor wie het wil zien veel schoons aan boom en struik te beleven. Let u eens op de sierlijke bouw van de berk, op de prachtige witte stam en dikke takken, die geleidelijk overgaan in het ijle spel van gracieus afhangende twijgen. Iets verderop groeit een Italiaanse popu lier; als een brede zuil torent hij enige tientallen meters boven de omringende beplanting in de klare winterlucht uit. Breed en machtig staat er in het park de stoere eik, zijn wortels stevig in de aarde verankerd en daardoor in staat om stormgeweld te trotseren. Een eenzame iep, die in de loop der jaren bijna al zijn soortgenoten aan de iepenziekte ten offer zag vallen, staat aan een der stadsgrachten te dromen, te wachten. Te wachten op de voor jaarszon, die hem cn al de bomen en struiken tot nieuw leven zal wekken. Dan zal, in volle voorjaarspracht, het groen er in onze stad weer zijn. En het is daarom, dat wij het in dit jaar getij wagen, om iets over dat „groen", over parken en plantsoenen, te gaan vertellen: hoe het ontstond en was, hoe het is en hoe het kan worden. De tuin want deze dient ons uitgangspunt te zijn in zijn meest eenvoudige vorm ontstond, toen de eertijds rondzwervende volksstammen zich een min of meer permanente woonstee hadden gesticht. Voorzagen deze nomaden zich vroeger in hun levensbehoeften hoofdzakelijk door middel van jacht en visvangst, na hun vestiging werd dit anders. Een deel van het grondgebied in de nabijheid van de woonstee werd „bewerkt" en enigermate voor de teelt van voedings gewassen geschikt gemaakt. Ter be veiliging werd de ontgonnen ruimte „omtuind" en hier is ons begrip „tuin" als omheinde ruimte uit ontstaan. Het woord „tuin" heeft meer dan één betekenis. In de geschiedenis van ons land komen wij dit woord meer malen tegen. Kornelis van Alkemade geeft in „De Munt der Graven van Holland" de volgende beschrijving van de belegering van Haagesteyn in de

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1952 | | pagina 26