menncjen van een r VJ 198 ER ZIJN altijd mensen geweest, en I er zullen er wel blijven ook, die terug willen naar „die goede oude tijd". Ongetwijfeld wekt de herinne ring aan vroegere dagen veel liefs, veel moois; juist deze herinnering echter verdoezelt niet zelden de gebreken, die de oude tijden aankleven. Dit kan aanleiding zijn, dat men bij het terugzien van de stad zijner ge boorte na een lange reeks van jaren te zeer het gemis van menig dierbaar jeugdplekje betreurt, terwijl men niet voldoende de ogen geopend houdt voor het vele goede nieuwe, dat het oude heeft vervangen. Bij het ronddwalen door mijn oude geboortestad, vooral door het gedeelte, dat destijds door de vestmuren werd omsloten, leefden de gebeurtenissen van voor meer dan een halve eeuw sterk in mij opmaar ofschoon er heel veel was, dat mij trok naar het mooie uit die vroege tijd, moest ik tegelijk ook denken aan heel veel misstanden, die gelukkig door een nieuwe generatie zijn weggeruimd. Men moet geen over dreven lofzanger van het verleden zijn. Mogen hier enige van mijn jeugd herinneringen voor de Schiedammers van nu worden vastgelegd. Elke stad had en heeft haar typen, die door onze speelse jeugd maar zel den met rust gelaten worden; ook schrijver dezes herdenkt in stille ogen blikken nog wel eens de Schiedamse „typen", die hij niet ongestoord kon laten. De bekendste onder hen was Goris Knipschaar, die de ontactische ge woonte had, juist dan in de nabijheid der jongensscholen aanwezig te zijn, als de lieve jeugd joelend de klasloka len op de Westvest of in het Franken land verliet, waar ze urenlang onder het waakzaam oog van paedagogen had vastgezeten. Dat dan de kleine, ietwat gebogen en nogal vurige Goris die er blijk baar op liep niet met rust kon wor den gelaten, spreekt vanzelf. Zijn vechtwapen was de brede leren riem om zijn middel, waarmee hij de bel hamels te lijf ging, die al gauw het an dere uiteinde te pakken hadden; het slot van het liedje was, dat men om de dichtst bijzijnde boom zolang rond tolde tot dat beide partijen buiten adem waren. Geen wonder, dat gewoon lijk de leren riem al getrokken was, wanneer Goris in de verte een troepje van de lieve schooljeugd zag naderen. Naast Goris was de lantaarnopste ker, de Piktol, een goede bekende van de jeugd uit die dagen. Wanneer hij zijn ladder tegen een der lantaarnpa len had gezet om met zijn lichtje het vleermuisvlammetje aan te steken, werd de goede man in de winterse snecuwtijd bekogeld, totdat hij van de ladder afkwam en met zijn korte, vlug ge benen de deugnieten achterna zette. De goedige Jan Verhappen, de schuddebol, werd gewoonlijk met rust gelaten, omdat men spontaan aan voelde, dat achter die grote, ruwe ver schijning het goedige hart stak van een ongelukkige tobber. Kleyn Steetje, uielck voor desen Den toenaem voerde van Droogh- brood". (16e eeuws dichter) Moeseline Kee uit de binnenstad was minder het voorwerp van de spot lust der jongelui maar meer van hun verbazing, hoe het nl. mogelijk was, dat een mens zó zwart en zó vervuild kon zijn. Had men in die dagen guirlandes, slingers en ander sierend papier-mate riaal nodig voor feesten in huiselijke kring, dan was daarvoor „de versier- ster" uit het Broersveld het aangewe zen adres. Wanneer de Schiedammer, na zoveel jaren, de bekende jeugdplekjes door wandelt, doemen deze typen met hun karakteristieke eigenaardigheden voor hem op ik denk hier nog aan Gekke Janus en de Frambozenneus en leeft hij zich weer geheel in, in zijn ge lukkig niet zo zwaar aan te rekenen schelmstreken. Met de woningbouw en -inrichting was het in die dagen allertreurigst ge steld. Hele blokken bestonden uit één kamerwoningen met kleine keuken en zolder, waarin niet zelden gezinnen met meer dan acht kinderen leefden. Zulke woning-complexen lagen tus sen Broersveld, Hoogstraat en Achter weg, in de Konijnenbuurt, in de Gor zen en elders. De werktijden in de branderijen lie pen van 's morgens ('s nachts) twee uur ongeveer tot 's avonds zes uur, be halve de (vele) dagen van overwerk, de hele nacht door. En het loon voor zulke weken van gemiddeld 100 werk uren (op Zondagmorgen werd er door gaans ook nog gewerkt tot zes uur) was de som van ongeveer 7 gulden. En wat eigenlijk bij het werkloon moest inbegrepen worden, en dus als „ver dienste" zou moeten worden uitbe taald (geld voor verwarmingskosten e.a.) werd vrijgevig als „aalmoes" gra tis geschonken. De meeste kinderen

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1953 | | pagina 10