DE SCHIEDAMSE
GEMEENSCHAP
kioze ^eucjd
193
ORGAAN VAN DE STICHTING „DE SCHIEDAMSE GEMEENSCHAP", 4e JAARGANG No. 9, JANUARI 1953
einig Nederlandse, gemeenten van de grootte van
Schiedam zullen met zo'n uiterst nijpend gebrek aan
woon- en bedrijfsruimte te kampen hebben als onze stad.
Zeven jaar na de bevrijding ivaren er hier nog liefst 4400 ge
trouwde woningzoekenden, terwijl het aantal naar expansie
of vestiging snakkende bedrijven zeer groot is. Is deze situatie
voor een grote industriestad op zichzelf reeds ernstig genoeg,
minstens evenveel zorg moet het probleem van de dakloze ge
organiseerde jeugd baren. Grote huizen werden uiteraard
bestemd voor de burgerij en vrije pakhuizen of overkapte
ruimten vonden gretige betrekkers uit de industriële sector.
Het zal de Overheid stellig bedroefd hebben dat een aantal
jeugdgroeperingen zich hun „pied-a terre" ontzegd zagen.
In een enkel geval konden de instanties de nood leni
gen. Voor padvindersgroepen werd de linkervleugel van
het vm. St. Jacobs Gasthuis aan de Hoogstraat beschik
baar gesteld, terwijl andere groepen binnenkort de vm.
boerderij aan de Vijfsluizen kunnen betrekken, welke
boerderij door de gemeente werd onteigend.
De Overheid slaagde er niet in het pand Nieuwstraat 12,
in eigendom van het Weeshuis der Hervormden, voor de
jeugd te behouden, hoewel dit grote pand nu al een jaar
leeg staat.
Daarmee kwam echter een eind aan haar bemoeienis
sen en het wil ons voorkomen, dat zulk een eind noch ge
wenst, noch noodzakelijk is.
Toen de gemeente namelijk indirect een zeer grote oude
herberg aan het Doeleplein beschikbaar stelde voor de
niet-katholieke ongeorganiseerde jeugd, was daarmee wèl
een door velen gekoesterd ideaal in vervulling gegaan, doch
tegelijkertijd een ietwat vreemde situatie geschapen.
Want wat gebeurt er nu? Georganiseerde jongeren
vinden de weg meestal versperd en komen op de duur
dientengevolge al dan niet met tegenzin bij de ongeorga
niseerde (ook S.F.L.) terecht. Noch de ene, noch de andere
groep is daarmee gediend, om het zacht te zeggen.
De outsider zal bij lezing van dit alles tegenwerpen, dat
in een stad van 75000 inwoners toch wel hier en daar onge
bruikte percelen te vinden moeten zijn. Inderdaad is dit
het geval, maar gezien het onontkoombare feit, dat de
georganiseerde jeugd bij voortduring aan de rand van de
financiële afgrond balanceert, liggen de huren practisch
altijd boven de draagkracht en zijn het dus de schaarse
instellingen met enigszins gespekte kassen, die een dak
boven hun hoofd hebben.
Een suggestie om de relatief hoge huren van bruikbare
panden ten dele door de gemeente te laten betalen moet
direct verworpen worden. Zulk een gang van zaken staat
immers gelijk met een verkapte subsidie en jeugdvereni
gingen moeten bun levensvatbaarheid zelf waar kunnen
maken, niets is beter voor karaktervorming dan het doppen
van eigen peultjes.
Wat de gemeentelijke Overheid dan wèl kan doen? Wij
geloven, dat de oplossing van dit min of meer beklemmen
de probleem gezocht kan worden in bouw van speciaal voor
de jeugd bestemde panden. In Nieuwland bijv., waar een
schier aparte stad verrijst, zou een soort wijkgebouw uit
de grond gestampt kunnen worden, plaats biedend aan
gelijkgerichte groepen.
Voorts zou de gemeente uit kunnen kijken naar voor be
drijven ongeschikte panden, welke voor de jeugd tot ware
dorado's gemaakt kunnen worden, in de Gorzen evenzeer
als elders.
Het zijn losse suggesties en wij kunnen de uitvoerbaar
heid niet peilen.
Het probleem is echter schrijnend, het schreeuwt om
aandacht en oplossing, evenals de kwestie van de vrije
tijdsbesteding, waarnaar een onderzoek zal worden inge
steld.
Vast staat, dat stad en burgerij niet gebaat zijn met
half werk op particuliere zolders en tegen etalages leunende
pubers.
Mogen daarom deze regelen hun nut afwerpen.
li IJ I>K V
De nieuwste aanwinst van
het Stedelijk Museum is een
vrouwekop in brons, ver
vaardigd door de Haagse
beeldhouwer Theo v. d.
Nahmer. In dit nummer
schrijft conservator D.
Schwagermann uitvoerig over
dit kunstwerk en over de
schepping „Moeder en
Kind" van John Haedecker,
die het museum eveneens
verwierf.
O O K I» I, 4 .1 T