J
En toch komt hij
Waar oud en nieuw elkaar de hand reiken:
de glazen overkapping van de grote hal
voorheen gewoon wegliep naar de dak
goot, met alle verrotting» van dien.
Al deze practische en technische tegen
vallers werden vlot geïncasseerdmaar
meer zorg haarde de stille strijd met
Monumentenzorg. Het ging de laatste
instantie uiteraard alleen maar om her
stel en conservatie van het fraaie gebouw,
maar voor Schiedam was het van min
stens evenveel en waarschijnlijk meer
belang om, dank zij restauratie, de be
schikking te krijgen over een naast fraai
ook bruikbaar gebouw, over een wijde
ruimte met alle mogelijkheden van dien.
En dus stuitte men op het probleem van
de noodzakelijke verwarming.
Verwarming
Dat probleem is door de gemeente
architect L. A. de Haas voortreffelijk
opgelost, in samenwerking met diens
naaste medewerker, de heer J. C. Put
ter. Hun taak was het om in een gebouw
uit de 17e eeuw moderne verwarmings
installaties te bouwen, zonder dat die
een aesthctische doorn in het oog
zouden zijn. De oplossing werd ge
vonden, door importante verwarmings
spiralen weg te werken tussen de kap
en het glazen legraam. De stijg- en
valleidingen werden door het trappen
huis gevoerd en de radiator-aanvoer
in de Beursruimte geschiedde via de
grond. Voorst bleek het nodig rondom
de binnenplaats een betonnen kruip-
gang aan te leggen van 80 centimeter
bij anderhalve meter, speciaal voor de
leidingen, een enorm karwei, dat door
de Dienst van Gemeentewerken vak
kundig ten uitvoer is gebracht. Deze
betonbouw maakte het tevens mogelijk
twee kelders aan te leggen, waarin niet
minder dan 100 kubieke meter beton
en 12 ton bewapeningsijzer is verwerkt.
De ene kelder, aan de achterkant,
doet dienst voor de centrale verwar
ming, als kolenbunker, als fietsen
stalling en voorts als keukentje voor
de Woningdienst. De tweede kelder is
van de Beurshal uit bereikbaar en
bevat toiletten en nog een keukentje,
dat met een liftje met het buffet op
de begane grond is verbonden.
Schoorsteen
Tenslotte kwam men voor het
schoorsteenprobleem te staan, ook al
nodig voor de centrale verwarming.
Er kon niet gemetseld worden zonder
het oude gebouw schade te doen en
dus gebruikte men na heel veel hoofd
brekens Solidus-elementen, licht en
sterk isolerend, die geplaatst werden
op de gemetselde schoorsteen in de
kelder en via de eerste verdieping door
de zolder naar de binnenkant van bet
dak in de achtergevel leiden.
Zo is de oude Koopmansbeurs ten
slotte in vroegere glorie hersteld, na jaren
van theoretisch en practisch tverk. Wie
tegenwoordig binnenkomt en rondkijkt,
kan zich nautvelijks voorstellen in welk
een desolate toestand het gebouic enkele
jaren geleden nog verkeerde, en het mag
ter ere van de ontwerpers, leiders en
arbeiders gezegd worden, dat de restau
ratie zonder enige twijfel de goedkeuring
van de oorspronkelijke bouwmeesters tou
tvegdragen, indien die nog eens uit hun
graf konden opstaan om met eigen ogen
hun verjongde schepping te bezien.
„Niet vaak ben ik in de gelegen
heid te schrijven over Schiedam.
Men zal het mij daarom niet euvel
duiden, dat ik tot uiting breng een
harteicens van vele Schiedammers en
van mij. Ik doel op de Schouwburg
in 't verschiet.
Niet een schouwburg, maar onze
schouwburg, want komen zal hij.
Er is een tijd geiceest, dat hij zeer
nabij teas, ons theater. De schouw
burg voor Schiedam en omgeving,
voor onze stad en voor West-
Rotterdam. Het ongelofelijke bleek
mogelijk te zijn nooit waren de
omstandigheden gunstiger geweest;
en toch, gekomen is hij niet.
A qui la faule?
Wij kregen in zijn plaats een
schelp, een muziekpodium, modern
en deskundig gebouicd, misschien
als zodanig enig in den lande.
Niettemin een doekje voor het bloe
den, dat podium op de plaats waar
de schouwburg had moeten staan.
Desondanks, ik geloof nog steeds
in onze schouwburg. Een tiental
schouwburgen worden gebouicd of
zijn in voorbereiding, in steden
kleiner dan de onze. Ik geloof, dat
toch het ongelofelijke tot werkelijk
heid zal worden, hoe onwerkelijk
het ook moge schijnen.
Ik geloof, dat ons Cultureel Cen
trum aanstaande is.
Credo quia absurdum
Mr. Dr. Ir. M. M. van Praag