De omlc poorten
ran Schiedam
Slechts enkele spaarzame bijzonderheden zijn bekend
278
i-1 r i
DITMAAL eens geen verklaring van
een straatnaam, maar iets over
de oude poorten van Schiedam.
Ieder, die maar een beetje bekend
is'met de geschiedenis, weet, dat in
oude tijden de steden werden om
geven door wallen, muren en grachten,
en dat men, om de steden binnen te
komen of te verlaten, gebruik moest
maken van bruggen en poorten. Dat
is dus niets nieuws, zomin als wij u
nieuws vertellen, wanneer wij mee
delen, dat ook Schiedam met de
stadsrechten in 1275 dit alles verkreeg.
Er zijn van de hand van J. Korte-
brant tekeningen van vier van de vijf
stadspoorten, die Schiedam eens moet
hebben bezeten. Veel bijzonderheden
zijn er echter niet van bekend.
Wie de kaart van Van Gheyn (1598),
nog kort geleden in ons blad afgedrukt
bij de artikelenreeks over „het groen
in onze stad", bestudeert, zal ontdek
ken, dat de poorten daarop alle zijn
aangegeven, waaruit geconcludeerd
moet worden, dat zij vóór genoemd
jaar zijn gebouwd.
Iets meer komen wij te weten bij
het nalezen van de „Beschrijving van
Schiedam" van de hand van Dr. K.
Heeringa, vroeger gemeente-archivaris
in onze stad.
Dr. Heeringa weet over de Schie-
damse stadspoorten het volgende te
vertellen
„De oorkonden van de vijftiende en
van de zestiende eeuw leren ons de
wallen van Schiedam kennen als met
wilgen soms is er sprake van doornen
bezette dijkjes. De hoogte is ivaar-
schijnlijk niet belangrijk geiveest en de
grachten hadden dus voor de verdedi
ging ruim zoveel betekenis. Het verlaat
bij de Overschiese poort zal een con
structie geweest zijn, die een vijand be
letten moest het water uit de stadsgrachten
af te tappen. In de onrustige tijden van
Jacoba van Beieren zijn de grachten uit
gediept en heeft men op de ival een
staketsel gemaakt en hier en daar wacht
huisjes opgericht. Naderhand zullen deze
iveermiddelen vervallen zijner blijkt
tenminste niets van hun aanwezigheid.
De tvallen iverden als weideplaats ver
huurd; uit de voorwaarden vernemen ive,
dat de huurders de door hen geplaatste
hekken moesten openen voor de jaarlijkse
precessie om de stad. Op sommige
plaatsen was gelegenheid om te bleken,
ook voor de liefhebbers om met de bal te
spelen.
Er waren vijf poorten. Niet ver van de
Vlaardingerpoort nas de Kethelpoort
gemaakt, omstreeks 1410, toen de weg
naar Kethel deze is geen oude polder
dijk aangelegd is. Bij die gelegenheid
is van de beide sloten in 't bij de stad
getrokken deel van Nieutvlaiul de buiten
ste afgedamd, de binnenste overheuld
om het land lussen Vlaardingerstraat en
Kethelstraat daardoor te doen lozen.
Dicht bij de Overschiese poort was de
„Steenen Ileulover de Schie, die nog
op een kaart van 1572 te zien is.
Bij de Rotterdamse poort teas een
sluis, waarvan de bedoeling weinig helder
is. Het bestaan er van blijkt uit de voor
tvaarden der verhuring van de visserijen;
men verhuurde n.l. de visserij in de
Schie buiten de stad tot aan de vrijheid
van Delft; die in de Laige Vest en de
Schie van het verlaat tot de sluis; die in
de Korte Vest van de Ouderschiese poort
tot de sluis bij de Rotterdamse poort en
die in de Vest tussen de Vlaardinger-
en de St. Chr^stoffel- of Hoofdpoort. Aan
de havenzijde van de Rotterdamse poort
trof men een molen aan, tot de oprichting
waarvan de stad in 1383 een stuk land
afgestaan had in ruil voor een andere
molen, die toen zal zijn afgebroken, en
die naar ik gis, in de buurt van het
Raamveld zal gestaan hebben
Tot zover Dr. Heeringa.
Enkele verdere bijzonderheden geeft
Dr. C. R. Vermaas, die eveneens archi
varis der gemeente Schiedam is ge
weest, in het door hem geschreven
boekwerkje: „Kroniek der stad Schie
dam".
Dr. Vermaas deelt het volgende
mee:
„In de roerige tijden in het eerste
kwart van de 15de eeuw, toen Jacoba
van Beieren landsvrouwe ivas van Hol
land, werden Schiedams grachten dieper
en de wallen hoger gemaakt. Vier poor
ten gaven toegang lot de stad, de Vlaar-
dinger-, de Kethel-, de Overschiese- en
de Rotterdamse poort; in 1592 werd de
Christoffel- of Hoofdpoort gebouwd; van
deze poorten of haar opvolgers bezit het
Rotterdamse archief 18e eeuwse teke
ningen van J. Kortebrant; de poorten
zelf zijn in de 19e eeutv afgebroken."'''
Voorts vonden wij nog enkele ge
gevens in de „Nederlaudsche Stad- en
Dorp-beschrijver", uitgegeven in het
eind van de 18e eeuw, waar deze
meldt: