es aan de Lange Haven 367 van 1801 tot 1811 was bovendien zijn positie uiterst geëxpo neerd. Maar in het jaar 1814 verzoende Comelis Nolet zich met het bewind van de souvercine vorst. Nog lang bleef het grote huis in het bezit van dc familie Nolet. Na de gedwongen verkoop kwam het in handen van Antoine Nolet, de zoon van Comelis. Later hebben diens we duwe en dochter het pand aan de Lange Haven bewoond. Dan gaat de fraaie bebouwing van hand tot hand, totdat de ge meente Schiedam in 1901 het aankocht voor de bescheiden som van f 8.000. Een goed besluit, want het bekende zwaard van Damocles, hier in de gedaante van een slopershouweel, hing dreigend boven het verwaarloosde, zich niet meer voor be woning lenend herenhuis en amotie scheen niet meer te vermijden. Het gemeentebestuur had goede bedoelingen met het kapitale bezit. Het gebouw zou archief worden, of museum. Maar vóór dat het daartoe kon komen, kwam de voormalige behuizing van de familie Nolet in het gezichtsveld, daarna in het schootsveld der Rijksregering. De toenmalige kanton rechter had sinds 1903 aangedrongen op een betere huisvesting van het kantongerecht, dat nog altijd zetelde in een depen dance van het oude huis van bewaring aan de Schoolstraat. De onderhandelingen tussen Rijk en gemeente hadden hun ups en downs. Maar de kantonrechter had de goede gedachte de bekende kunstminnaar Mr. Victor de Stuers naar Schiedam te roepen, de man, die zoveel monumenten van historie en kunst voor ons land heeft weten te behouden, de man, die scherp zag en wel datgene, waarvoor anderen blijkbaar blind waren. En bij het doorzettingsvermogen van deze kunst kenner kon het bouwwerk van Giudici onmogelijk meer ver loren gaan. De Stuers vond een gereed oor bij de minister van Justitie, Mr. E. E. van Raalte, die in 1907 het gebouw in ogenschouw kwam nemen. De transactie tussen Rijk en ge meente had plaats, het gebouw werd met liefde en kennis Wie voor het Kantongerecht ter verantwoording wordt geroepen of er als getuige of belangstellende komt, kan in de grote zitting zaal in z'n oorspronkelijke bestemming de balzaal van huize Nolet z'n ogen te kust en te keur laten gaan. Al mag de ambte lijke bestemming van het gebouw de sfeer van vroeger dagen dan ook hebben weggenomen, de luister van het bouwwerk is er niet minder om geworden. de Teutoonse cultuur. Thans is er, voorzover mij bekend, niets meer over van hetgeen waarmede de bekwame zuider ling Rotterdam verrijkte. Verdwenen is het Arsenaal, de latere Marinierskazerne, verdwenen ook de Rosaliakerk. Schiedam is dc enige stad, die zich nog kan verheugen in het bezit van enige zeer gave kunstwerken van Giudici. Het oudste is waarschijnlijk het herenhuis aan de Noordvest nr. 103, thans het bureau van de N.V. Herman Jansen, waaraan ook de naam van de familie Nolet is verbonden. Een broer van Cor nells was de opdrachtgever, maar in het jaar 1828 werd het door de Erven Mevrouw Nolet-Van der Blank aan Willem Jansen verkocht. Dit mooie woonhuis ademt nog volledig de style Louis XVI; losser en minder streng dan Giudici's latere scheppingen. Een derde Nolet liet zich door Giudici een be huizing bouwen aan de Korte Haven (nr. 17), terwijl men ook het woonhuis Tuinlaan nr. 24 op rekening stelt van de be kwame Italiaan. In dit mooie bouwwerk is belichaamd de overgang van de style Louis XVI naar de style Empire. En ook het Sint Jacobsgasthuis aan de Hoogstraat werd ont worpen door de bekwame bouwmeester Giudici. En de opdrachtgever? Hij moet een kunstzinnig man zijn geweest, Cornelis Nolet, stammende uit een geslacht van zuidelijke o.-igine, dat reeds in de 17e eeuw zich ten onzent vestigde. Dat Nolet zich tot een architect wendde en dan nog tot een kunstenaar als Giudici, dit alles spreekt voor zichzelf. Afbeeldingen van muziekinstrumenten als elementen van decoratie in de lambrizeringen vestigen het vermoeden dat de familie van Cornelis Nolet muzikaal was. De familie Nolet, d.w.z. vader en zoon, want vóórdat het huis gereed kwam, in het jaar 1804, stierf de echtgenote van Nolet Sr. Lang heeft hij, die zich „het huis met het bordes" liet bouwen het pand niet mogen bewonen. De ups en downs in de oude Schiedamse industrie volgden elkaar snel op en na enkele jaren reeds, moest Cornelis Nolet de fraaie behuizing verlaten. En voor Cornelis Nolet, overtuigd Patriot, daalde in 1813 ook de politieke conjunctuur. Zijn gezindheid had hem het leven niet vergemakkelijkt en de dagelijkse gang naar de beurs was voor hem vaak even riskant als een militaire ver kenning in tijd van oorlog. Als eerste maire van Schiedam,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1953 | | pagina 19